Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (11)
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
elf
Staatsbezoek van paus Antonius Bodarius
Te voet op weg naar de supermarkt waar ze elke dag een paar uur werkte, net als een hele rits meisjes van Marokkaanse en Jordaanse afkomst, dacht Naomi al aan de ingrediënten voor een heerlijke soep. Lekkere soep zou ze koken voor Luud en voor iedereen in het woonblok die wilde mee-eten. Soep was liefde. Tjeepie had volkomen gelijk.
In de buurt van het Tropenmuseum werd ze staande gehouden door politie. Met een vaartje kwam er een stoet luxeauto’s voorbij, voorafgegaan door militairen op motors. In een witte auto met veel glas, midden in de stoet, stond iemand in een witte jurk naar de mensen te wuiven.
‘Wie is dat?’ vroeg Naomi aan een agent.
‘De paus,’ antwoordde de agent. ‘Hij is op staatsbezoek. Morgen wordt hij door de koningin-regentes ontvangen.’
De stoet verdween richting Artis, waar een aantal Volendammers, het meest roomse volkje van Nederland met de grootste missionarisdichtheid ter wereld, in klederdracht rondsprong en met palmtakken zwaaiend de intocht van Jezus in Jeruzalem naspeelde. Jezus droeg alvast de doornenkroon op zijn hoofd, hoewel hij die in het echt pas een week later te dragen kreeg.
Naomi herinnerde zich dat een jaar geleden een Nederlander tot paus was gekozen. Paus Antonius Bodarius. Een vriend van Adriaan nog wel. Het verbaasde haar dat kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders nog steeds door de staat ontvangen werden, terwijl premier Mandarijn er juist naar streefde Kerk en staat in alles te scheiden. Maar misschien was het met de paus anders: tenslotte was hij nog steeds hoofd van het Vaticaan, een ministaat. Bevriend staatshoofd dus. En natuurlijk, het was een Nederlander die het ver had gebracht. De ontvangst was pure publiciteit voor het Nederlandse regime.
Afijn, Adriaan zou er wel meer van weten. Ze wipte even bij hem aan.
‘Je komt net op tijd,’ zei Adriaan. ‘Je mag met me mee op bezoek bij Bodarius.’
‘Je bedoelt bij de paus?’ vroeg ze verrast. ‘Ik?’
‘Ja, jij,’ zei Adriaan, nog steeds ontroerd door de uitnodiging. ‘Bodarius logeert in Kras. Hij heeft me uitgenodigd voor zijn partijtje. Partners mogen mee.’
‘En Deesje dan?’
‘Deesje gaat ook mee. Zo’n poesje telt niet als persoon maar als paraferna. Bovendien, Bodarius houdt van poezen. De paus kijkt niet zo nauw. Hij schijnt zelfs Movo van Brabant te hebben uitgenodigd, die halve Italiaan. Bodarius is zijn Nederlandse vrienden nog niet vergeten.’
‘Movo?’ vroeg Naomie verrast. ‘Dan zullen ze hem bij het Leger des Heils toch eerst flink moeten wassen. Toen ik hem laatst zag, zat zijn haar vol zilvervisjes.’
‘Niet verwonderlijk. Hij sjouwt altijd rond met een kar vol oud papier.’
‘Goed, ik ga mee,’ zei Naomi. ‘Maar eerst moet ik nog werken en soep koken.’
‘Je hebt nog een halve dag de tijd hoor. Om acht uur haal ik je op met de taxi. We moeten niet de eersten zijn. Alleen de hongerigen en de mindere goden van de stad staan vooraan als de deur opengaat. Het is niet anders dan vroeger bij het boekenbal.’
‘Ik zorg ervoor dat we gegeten hebben,’ zei Naomi
Ze ging als een haas naar haar werk. Het was al twee uur. Toch al wat laat.
Ze besloot het koken tot morgen uit te stellen. Er waren dringender zaken. Tenslotte moest ze nog drie uur werken in de supermarkt. Kwam ze niet opdagen, dan werd ze zeker ontslagen.
Ontvangen worden in zo’n voornaam gezelschap, daar hoorde gepaste kleding bij. En die had ze niet. Dus besloot ze nog even bij de Erven Bruintjes binnen te stappen voor een geschikte avondjurk. Het mocht wat kosten.
Bij de Erven Bruintjes in de P.C. Hooftstraat keken ze wel op. Meisjes als Naomi kwamen nooit verder dan de etalages aan de straatkant. Binnen was eigenlijk alleen maar plaats voor de minivrouwtjes van Ajaxspelers en deftige dames uit Het Gooi.
Naomi paste een dozijn kleertjes en vond een paars met zilver afgebiesd jurkje dat haar perfect paste, een beetje frivool, het liet een beetje veel bloot. Maar de kleur paste perfect bij het roomse theater dat haar te wachten stond.
Op weg naar de supermarkt zag ze dat de stad steeds meer in een fort aan het veranderen was. Op alle straathoeken stonden getraliede politiebusjes, en grimmig behelmde agenten met dode ogen. Niet een van hen vertrok een spier toen Naomi voorbij tripte, hoewel ze toch een perfect exemplaar van de menselijke soort was. Het waren kerels verpakt in leer, maar zonder kloten.
Hoofdstuk 11 – Maandag 29 maart 2010 (vervolg dinsdag)
Adriaan en de anderen door Merel van der Gracht
verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis
ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl (X = @ )
kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht