In this category:

    FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY - classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
    CLASSIC POETRY
    Vondel, Joost van den

New on FdM

  1. Eugene Field: At the Door
  2. J.H. Leopold: Ik ben een zwerver overal
  3. My window pane is broken by Lesbia Harford
  4. Van Gogh: Poets and Lovers in The National Gallery London
  5. Eugene Field: The Advertiser
  6. CROSSING BORDER – International Literature & Music Festival The Hague
  7. Expositie Adya en Otto van Rees in het Stedelijk Museum Schiedam
  8. Machinist’s Song by Lesbia Harford
  9. “Art says things that history cannot”: Beatriz González in De Pont Museum
  10. Georg Trakl: Nähe des Todes

Or see the index

All categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE (12)
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV (217)
  3. DANCE & PERFORMANCE (60)
  4. DICTIONARY OF IDEAS (180)
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc. (1,514)
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets (3,866)
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc. (4,773)
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence (1,615)
  9. MONTAIGNE (110)
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung (54)
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter (184)
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST (143)
  13. MUSIC (222)
  14. PRESS & PUBLISHING (91)
  15. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS (112)
  16. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens (17)
  17. STREET POETRY (46)
  18. THEATRE (186)
  19. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young (356)
  20. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women (229)
  21. WAR & PEACE (127)
  22. · (2)

Or see the index



  1. Subscribe to new material: RSS

Joost van den Vondel: Drie Lijkdichten

Joost van den Vondel

(1587 – 1679)
 

Kinder-lyck
 

Constantijntje, ‘t zaligh kijntje,

Cherubijntje, van om hoogh,

D’ydelheden, hier beneden,

Vitlacht met een lodderoogh.

Moeder, zeit hy, waarom schreit ghy?

Waarom greit ghy, op mijn lijck?

Boven leef ick, boven zweef ick,

Engeltje van ‘t hemelrijck:

En ick blinck ‘er, en ik drincker,

‘t Geen de schincker alles goets

Schenckt de zielen, die daar krielen,

Dertel van veel overvloets.

Leer dan reizen met gepeizen

Naar pallaizen, uit het slick

Dezer werrelt, die zoo dwerrelt.

Eeuwigh gaat voor oogenblick

 

 

 

Uitvaart van mijn dochterken


De felle Doot, die nu geen wit magh zien,

Verschoont de grijze liên

Zy zit om hoogh, en mickt met haren schicht

Op het onnozel wicht,

En lacht, wanneer in ‘t scheien,

De droeve moeders schreien.

Zy zagh ‘er een, dat, wuft en onbestuurt,

De vreught was van de buurt,

En, vlugh te voet, in ‘t slingertouwtje sprong;

Of zoet Fiane zong,

En huppelde, in het reitje,

Om ‘t lieve lodderaitje:

Of dreef, gevolght van eenen wackren troep,

Den rinckelenden hoep

De straten door: of schaterde op een schop:

Of speelde met de pop,

Het voorspel van de dagen,

Die d’eerste vreught verjagen:

Of onderhiel, met bickel en boncket,

De kinderlijcke wet,

En rolde en greep, op ‘t springend elpenbeen,

De beentjes van den steen;

En had dat zoete leven

Om geldt noch goet gegeven:

Maar wat gebeurt? terwijl het zich vermaackt,

Zoo wort het hart geraackt,

(Dat speelzieck hart) van eenen scharpen flits,

Te dootlick en te bits.

De Doot quam op de lippen,

En ‘t zieltje zelf ging glippen.

Toen stont helaas! de jammerende schaar

Met tranen om de baar,

En kermde noch op ‘t lijck van haar gespeel,

En wenschte lot en deel

Te hebben met haar kaartje

En doot te zijn als Saertje.

De speelnoot vlocht (toen ‘t anders niet moght zijn)

Een krans van roosmarijn,

Ter liefde van heur beste kameraat.

O krancke troost! wat baat

De groene en goude lover?

Die staatsi gaat haast over.

 

 

 

Lyckklaght aan het Vrouwekoor

Over het verlies van mijn Ega

 

O Heiligh Koor, dat van den mijnen

‘t Vergaen en onvergaen gebeent

Bewaert, en sachte rust verleent,

Tot dat de son vergeet te schijnen;

 

Nu groeit ‘t getal van uwe lijcken

Door een, dat meest mijn geest bedroeft,

En met de lijckschroef’t harte schroeft,

Die voor geen jammerklaght sal wijcken.

 

Nu parst uw harde serck het kermen

En traenen uit het hart en oogh,

Om mijn Kreüse, die om hoogh

Gevaren, smolt in bey mijn armen:

 

Terwijl ick t’Aquileia streefde

Met Constantijn, den grooten held,

Door swaarden, op de keel gestelt,

Door vlam, die naer de starren sweefde.

 

Ick wenschte noch om eenigh teecken

Van haar, die als een schim verdween;

Wanneerse my te troosten scheen,

En in den droom dus toe te spreecken:

 

Mijn lieve bedgenoot, dees saacken

Gebeuren geenssins sonder Godt.

Vernoegh met uw getrocken lot,

En wil uw heldenwerck niet staacken.

 

Dat ramp noch druck uw dagen korten,

Voor dat ghy siet, naar uwen wensch,

Den vlughtigen tyran Maxens

Bestorven in den Tiber storten.

 

Dan sal uw siel ten hemel draven,

Wanneer het triomfeerend hoofd

‘t Gewijde swaard, aen God verlooft,

Ontgord, op der Apostlen graven.

 

Bestel mijn sterflijck deel ter aerde,

In ‘t Koor der segenrijcke Maeghd,

Daar sulck een schaar den naam af draagt,

En die mijn naam oock gaf zijn waarde.

 

‘k Verhuis, van ‘t aardsche juck ontslagen,

Om hoogh, in ‘t hemelsche gebouw.

Besorgh de panden van ons trouw,

Twee kinders, die ick heb gedragen.

 

Soo spreeckend weeck sy uit dit leven.

Marie, al laat ghy my alleen,

Vw vriendschap, uw gedienstigheên

Staan eeuwigh in mijn hart geschreven.

 

Hoe veer dees voeten moghten dwalen,

‘k Sal derwaart mijn bedruckt gesicht

Noch slaan, daar voor het rijsend licht

Vw bleecke star ging onderdalen.


Joost van den Vondel: Drie Lijkdichten

kempis poetry magazine

More in: Vondel, Joost van den

Previous and Next Entry

« | »

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature