Jef van Kempen: 3 Gedichten
Jef van Kempen: Drie gedichten
De afvallige
Onbaatzuchtig is de voorzienigheid voor
wie probeert de tekenen des tijds te verstaan.
Uit zijn mond kwam enkel de klank van matigheid
en eenvoud van geest voorkwam dat minder
aangename eigenschappen de overhand
kregen. De smaak van wijn of het verwekken
van een kind, alles was genotvoller dan de
beheersing van het woord.
Mooi zijn vooral de uit het hart opgetekende
verhalen waarbij hij (na terloops stenen in
brood te hebben veranderd) zijn mond
liet getuigen van hoe hij bij herhaling
op de proef was gesteld
maar nooit ofte nimmer koos voor
het minder goede.
Zo gaat een leven voorbij,
on-ontaard,
schijnbaar onaangeraakt,
maar vooral onaantastbaar,
als de zon aan de horizon.
Sluis 3
Hoog in de lucht drijft een schip
tussen eikenhouten deuren.
Roerloos als de reiger wacht
de visser op zijn prooi,
staart met koele blik
in het zwarte water van
de waterval.
Zijn vrouw wast
-keer op keer-
zijn auto blinkend blauw
en wit en blauw.
Aan het hek spuwen
oude mannen gal,
vertellen duizend en één
verhalen over het leven
en over de dood
(voor zover van belang).
Geruisloos waait een meisje
voorbij,
helling op, helling af, verdwijnt,
met fiets en al, achter een muur
van populieren
(komt zij ooit terug?)
Een late hond likt het asfalt
terwijl zijn baas de sterren zoekt.
Ver weg huilt een kind wanhopig
om de moeder
(komt zij ooit terug?)
Dan slaat hij toe
-oog om oog, tand om tand-
doodt opgewekt zijn prooi.
Hoog in de lucht drijft een schip
tussen eikenhouten deuren.
De schipper, roerloos op de brug,
ziet de visser bij de waterval
en achter hem weet hij de doden,
zij aan zij, steen na steen.
Het wachten is op de nacht
(die altijd komt).
De held
Nog een kind droomde ik een groot minnaar
te worden. Het lot had bepaald dat ik een bron
van liefde en lust werd en terwijl iedere vorm
van verdorvenheid, van ontucht, mij vreemd was,
bedreef ik met ware doodsverachting de liefde.
Mijn dapperheid werd alom geroemd.
Eeuwenlang was mijn lichaam een lust voor het oog.
Dag in dag uit, jaar in jaar uit, bracht ik vals en
vlug, zonder pijn, zonder omzien naar de wereld,
onzichtbaar tussen droom en daad, mijn veeleisende
bruiden geluk.
Ook al was ik een toonbeeld van zelfbeheersing: mijn
nooit aflatende inzet zou mijn arme hart meer en meer
bedrukken. Totdat mij geen andere weg bleef dan mij te
schikken naar de nukken van mijn laatste metgezel:
mijn onovertroffen innerlijke schoonheid.
Jef van Kempen (1948) publiceerde poëzie, biografische artikelen, essays en literaire bloemlezingen. Daarnaast is hij actief als beeldend kunstenaar. Van Kempen is oprichter en redacteur van o.a. de poëziewebsite: KEMP=MAG – kempis poetry magazine ( www.kempis.nl ) en van de website Antony Kok Magazine ( www. antonykok.nl ) In 1966 publiceerde hij zijn eerste dichtbundel: Wiet. In 2010 verschijnt een verzamelbundel met gedichten en illustraties: Laatste bedrijf, gedichten 1963-2009 bij uitgeverij Art Brut, Postbus 117, 5120 AC Rijen, ISBN: 978-90-76326-04-7.
kempis poetry magazine
More in: Kempen, Jef van