Ton van Reen: DE GEVANGENE XIX
Ton van Reen
DE GEVANGENE XIX
Vrouwen waren nooit in het leger geweest. Ze waren niet verder gekomen dan de lazaretten van de oorlogen. Hadden het fijn en nodig gevonden om alles wat aan vlees en been stukgeschoten was, aan elkaar te laten groeien onder wit, desinfecterend verband. Ze dachten dat ze er goed aan deden. Tussen de uniformen in de lazaretten hadden ook zij marcheren geleerd. Plaats eerst het ene been vooruit, zeker een halve meter. Doe dan hetzelfde met het andere been, als je dat hebt. Kijk uit je ooghoeken naar je buurman. Doe met hem en zijn buurman alles in dezelfde maat. Zo schandalig liepen de vrouwen achter Kruppa aan.
Kruppa droeg het geheimzinnige Kindje in een gouden huisje. Zelf noemde hij dat het huisje der armoede. Het zag er anders uit.
Leo wist dat het Kindje de zon in de Libertystraat kon laten schijnen. Daarom stak hij een kaars aan en zette die voor het raam. Het leek of het Kindje liever de zon liet schijnen in een andere straat, in een of ander sprookje. Desnoods in de Tolsteeg, daar woonden kinderen met dieren. Noemde men het Kindje van God zelf niet het Lam Gods?
Geen zon in de Libertystraat! Die was te echt. En voor meer dan nodig dichtgemetseld. Bovendien had Kruppa bezwaren tegen het zegenen van de Libertystraat. Toen hij de Libertystraat in liep, de eerste deur van de Uitdragerij van de Aangepaste Dood en de laatste deur van de uitgeverij passeerde, sloeg hij zijn veel te ruime en van te veel gouddraad voorziene mantel om het huisje van het Kindje. Wat het Kindje prettig vond. Nu rook het de vuile adem van Kruppa niet meer. Die at knoflook. De Kerk had dat nooit verboden en Kruppa was een vreetbeest.
Het meisje, dat zich achter haar ruit stond aan te kleden en verrast was door de processie, vond het fijn voor het Kind dat het onder een doek verborgen zat en beschermd was tegen de vuile adem van Kruppa en tegen de schunnige blikken van de marcheerders. Ze wist dat kinderen zich graag verborgen onder een doek, om tentje te spelen. En ze kende de adem van Kruppa. Als klein meisje had ze er kennis mee gemaakt in de biechtstoel. Voor haar was het reden genoeg geweest om het geloof af te zweren. Over het Godskindje zelf had ze overigens nog steeds mooie dromen. Ze wist dat het Kindje niets met Kruppa had uit te staan.
De asman, de enige die echt naar de processie keek, wist net zo goed als het meisje wie onder de doek verborgen zat. Hij had er een andere mening over, hij vond het allemaal niet zo nodig. Het was dat er één kaars brandde in de Libertystraat, achter de ruit van Leo nog wel, anders zou Kruppa denken dat er uitsluitend dolende zielen in de Libertystraat woonden. Hoe lang zat die vuile asman al op het asvat? Kruppa gaf de asman weinig kans op Verlossing. Hij zag ook het meisje achter de ruit staan. Volgens hem was het meisje helemaal verloren voor God. Hij wist maar al te goed dat ze voor weinig geld werd uitgekleed in hotel Eden. Vroeger al biechtte ze dat ze zonde deed met haar vingers. Als het aan Kruppa lag, behoefde het Godskindje in de Libertystraat geen zegen te geven. Ook niet aan de man zonder rechterarm. Die stond met zijn ene arm omhoog en de vuist gebald. Een van zijn cactussen stond op doorzakken. De man zonder rechterarm dacht dat de cactus wilde knielen omdat buiten de God van de woestijn voorbijtrok, onder een slip van de mantel van Kruppa.
(wordt vervolgd)
fleursdumal.nl magazine
More in: - De gevangene