Ton van Reen: De gevangene V
Ton van Reen
DE GEVANGENE V
Leo zou de straat uit willen lopen, al was het alleen maar om te zien naar wie meneer Pesche stond te zwaaien. Leo kon niet lopen. Aan zijn armen had hij ook niets. Het zou het beste voor hem zijn als hij alleen romp was. Kon hij zich de Hoofdstraat in rollen. Werd hij vanzelf onder de voet gelopen. Het verkeer was toch een horde.
Ergens in de straat was iemand aan het werken. Binnenshuis. Regelmatig klonken er slagen van hamer op beitel. Iemand was bezig in zijn huis een muur te slopen. Leo verdacht de man zonder rechterarm ervan. Niemand zou zo regelmatig kunnen werken met hamer en beitel als een man met enkel een linkerarm.
Zo zat Leo achter de ruit te wachten op de avond, en het was pas ochtend. Hij zou nu al willen zien hoe het donker de straat inkwam. Werd het erin gereden op wieltjes? Gleed het? Werd het donker rondgestrooid vanuit de lucht die hij in geen twintig jaar had gezien? De huizen hielden hem voor hem verborgen. Hij kon alleen de straat en de gevels zien.
Als het avond wordt, zou ik best mijn uniform aan willen trekken, dacht Leo. Om de verjaardag van twintig jaar achter de ruit te vieren. Hij zou er netjes op staan in het uniform. Toch zou niemand het mogen zien. Hij had een mooi uniform. Van paardendekenstof. Op die stof hadden prachtige speldjes gezeten. Weliswaar minder dan op de stof van korporaal Waskop, maar genoeg voor Leo om er tevreden mee te zijn. Die speldjes waren belangrijk geweest. Ze heetten: de eer van het regiment. De eer van het regiment werd uitgerekend in speldjes en lintjes en bij elk appèl werden ze geteld door de kapiteins van de compagnieën. De eer moest gedragen worden op de paardendekenstof die, als je er een broek van maakte, zo langs je benen schuurde dat er geen haartje op bleef staan. De speldjes werden geteld en gewogen. Daarom mocht niemand sneuvelen. Dat zou betekenen dat er minder speldjes waren. Dat was slecht voor de eer van het regiment enzovoort.
Het uniform van paardendekenstof had hij na de oorlog mogen houden. Het hing al twintig jaar in de kast. Al die tijd had hij het niet gezien. Het had altijd helemaal alleen in de kast gehangen. Zoveel kleren had Leo niet om in de kast te hangen. De speldjes waren er afgehaald. Die had hij niet mogen houden. Heldenmoed was alleen eer voor het regiment, niet voor de held. Of hij moest officier zijn. Anderen, die wel konden lopen, droegen nu de speldjes. Meestal waren dat korporaals die Waskop heetten en kogelbanen konden becijferen of het kunst was en die nooit op de plaats stonden waar de voor hen bestemde granaat insloeg.
De benen van het uniform uit paardendekenstof waren verbrijzeld. Leo wist niet of de kleur van de stof na het verbrijzelen anders was geworden.
`Kijk in de kast, mijn kleine meisje’, fluisterde hij.
In het huis aan de overkant zou het meisje zich nu aan het aankleden zijn.
(wordt vervolgd)
fleursdumal.nl magazine
More in: - De gevangene