Ton van Reen: DE MOORD XXV
Ton van Reen
DE MOORD XXV
ALICE WIL KOORDDANSERES WORDEN
De volgende dag zouden we verder rijden tot Tepple, misschien zelfs tot in de Lichtstad Kork, maar Alice wilde anders. Er was iets met Alice. Ze had voor niemand en niets aandacht en wilde met de bus naar Kork.
Ik ging met haar mee. In de bus vertelde ze wat ze van plan was. Ze wilde koorddanseres worden. Ze dacht dat ze er veel geld mee kon verdienen. Voor de oorlog al had ze over touwen gelopen en op koorden gedanst. In Kork wilde ze de benodigde kleren kopen.
We stapten uit op de markt en liepen door de winkelstraten. Hoewel veel winkels weer gevuld waren met allerhande goederen waarvan een mens zich afvroeg waar het allemaal toe diende, was er in de stoffenwinkels nog niet veel te zien. Men kon er wel stof kopen, maar alleen in zwart. Of men voor de rest van het leven in de rouw ging. In een van de winkels zocht Alice in alle kasten en laden, maar de kleren van een koorddanseres hadden ze niet. Ze moest genoegen nemen met een witte blouse en een korte plooirok die eigenlijk voor meisjes van zeven waren bestemd, maar die gemakkelijk wat uitgelegd kon worden.
In een schoenwinkel zocht Alice koorddansschoenen. Natuurlijk hadden ze die niet. Andere schoenen kon Alice niet kopen. Koorddansschoenen waren heel speciaal. Waarschijnlijk had de schoenhandelaar nooit verwacht dat men hem ooit naar dergelijke schoenen zou vragen.
We moesten naar een schoenmaker. Die nam Alice de maat en Alice tekende de zolen. ‘Het komt voor elkaar,’ zei de man. Omdat hij toch niet veel anders te doen had – men kon nog maar nauwelijks schoenen kopen, want leer was na de oorlog ontzettend duur – begon hij direct te werken. Alice hechtte veel waarde aan de schoenen waarmee ze over een touw zou lopen. Ze bleef de man op de vingers kijken. Hij werd er nerveus van. Ook al omdat hij Alice mooi vond. Al was hij schoenmaker en sneed hij schoenen uit varkensleer, ook hij had behoefte aan de geur van een vrouw, de klank van een vrouwenstem, het geritsel van rokken.
Deze schoenmaker was niet te vertrouwen. Wie van de kleine middenstanders was er wel te vertrouwen? Hij was net de schoenmaker uit de sprookjes. Oud en niet oud. Een lange neus. ‘Een flinke gevel siert het huis,’ zeggen schoenmakers, maar dat is een zeer slecht excuus voor een lange neus. En natuurlijk een bult. Deze schoenmaker had een echt lange neus, was arm en had de voor een schoenmaker noodzakelijke bult. Hij was zó echt de schoenmaker uit de verhaaltjes van Moeder de Gans dat ik hem niet vertrouwde. Ik vertrouwde ook de verhalen niet, net zo min als de verhalen uit de oorlog. Ik vertrouwde zelfs de Goddelijke Overlevering niet. Die was volgens mij tweeduizend jaar te oud. Ik vertrouwde dus ook de schoenmaker niet die zo levensecht uit de verhalen over schoenmakers kwam geslopen. Om voor Alice een paar schoenen te maken uit zacht varkensleer zodat ze zou kunnen koorddansen. Ik was zelfs bereid om die speciale schoenen te wantrouwen, het varken dat het leer geleverd had en het ijzergaren waarmee deze met een bult toegeruste vakman de stukken varkensleer aan elkaar reeg. Ik wantrouwde zo nodig alles.
(wordt vervolgd)
kempis.nl poetry magazine
More in: - De moord