Lauran Toorians: Merels als kluizenaar en een geleerde ‘witte volder’.
Merels als kluizenaar
en een geleerde ‘witte volder’
Twee kanttekeningen bij Ierse ‘natuurgedichten’
Door Lauran Toorians
In het Oudiers (6e-10e eeuw) en in het Middeliers (10e-12e eeuw) zijn een groot aantal gedichten overgeleverd die traditioneel worden beschouwd als het werk van monniken (kluizenaars) en die zeker sinds de negentiende eeuw worden gelezen als lyrische natuurpoëzie. Deze opvatting werd vooral bekend door publicaties van mensen als Matthew Arnold (1822-1888) en Robin Flower (1881-1946) en bleef lang de gangbaar. Vreemd is dat niet, want het betreft gedichten die vaak nog direct – zonder uitgebreide toelichting of voetnoten – spreken tot de verbeelding van de moderne lezer. Ook na meer dan duizend jaar en ondanks het grote cultuurverschil slagen zij er nog steeds in de lezer direct te raken.
In 1989 publiceerde professor Donnchadh Ó Corráin echter een belangrijk artikel waarin hij niet alleen een vraagteken plaatste bij deze categorie van ‘vroege Ierse kluizenaarsgedichten’, maar waarin hij ook de romantische idee verwierp dat we in het Oudiers een groep gedichten hebben die uitdrukking geeft aan de primaire emoties en ervaringen van het kluizenaarsbestaan, als een ‘spirituele autobiografie in versvorm’. Ó Corráin kwam tot de conclusie dat de boodschap van de bedoelde gedichten geen persoonlijke was, maar de uitdrukking van het ideaal van een groep: ‘het klerikale leven is superieur aan het seculiere, zowel in deze wereld als in het hiernamaals’.
Deze gedichten, zo betoogde Ó Corráin, zetten ons op het verkeerde been doordat zij precies doen wat romantische natuurlyriek ook doet: zij spiegelen de lezer een geïdealiseerde wereld voor. De dichter was geen kluizenaar die in en dicht bij de natuur leefde, maar een monnik die in een grote kloostergemeenschap een zwaar leven leidde en hooguit kon dromen van een bestaan als heilige kluizenaar in de woeste natuur. Precies zoals een moderne bankklerk droomt van een vakantie op een onbewoond tropisch eiland en kan worden geraakt door jonge eendjes in de stadsvijver, zo verlangden de Oudierse kloosterlingen naar een leven als kluizenaar en droomden zij weg bij het lied van een merel.
Lees de volledige tekst van Lauran Toorians. . . Turdus merula-nl
kempis.nl poetry magazine
More in: CELTIC LITERATURE, Lauran Toorians