Ed Schilders: Verdronken dichters 3
E d S c h i l d e r s over S h e l l e y
VERDRONKEN DICHTERS
d e e l 3
Het meest ambitieuze projekt dat ik me ooit heb voorgenomen, bestond uit een volledige toelichting, in de vorm van artikelen, op Hart Crane’s gedichtencyclus The Bridge.
Misschien is ‘ambitieus’ niet het precieze woord. Misschien was het slechts mijn meest nieuwsgierige projekt.
Ik schreef allereerst over The Bridge zelf; over Brooklyn Bridge, twee langere, mooi geïllustreerde verhalen waarmee de titel van de cyclus, het openingsgedicht To Brooklyn Bridge en een deel van het slotgedicht, Atlantis, verklaard mochten zijn. Volgde een eveneens lang artikel over het gedicht Cutty Sark, dat mij, de lezers en de liefhebbers van de bekende whisky terugbracht naar de Engelse driemasters en de tijd van Robert Burns en zijn Tam O’Shanter.
Ondertussen was ik op de brug zelf verliefd geworden – zo kun je nieuwsgierigheid ook noemen – en een regelmatige stroom van in eigen beheer gepubliceerde odes was het gevolg. Literair ben ik in principe niet monogaam. Niettemin heeft de vele aandacht die Brooklyn Bridge steeds weer eiste, verhinderd dat artikelen over legendarische figuren uit Crane’s gedichten als Pocahontas en Rip van Winkle ook werkelijk verwekt werden.
Na het avontuur met de Cutty Sark werd me echter ook het hopeloze karakter van mijn voornemens duidelijk: de harem zou te groot worden, en ik een eunuch in eigen dienst.
Een voorbeeld. Een enkel woord, het laatste van het gedicht Cutty Sark, zou me naar Engeland brengen en naar Italië, in welke landen er research gedaan zou moeten worden naar de dichter Percy Bysshe Shelley. Een woord, een naam, lokte me naar La Spezia, naar Viareggio, Como, Pisa, en Livorno, en vooral naar Marina di Pisa, alwaar, op het strand van II Gombo, Shelley’s levenloze lichaam door de zee aan land werd geworpen. Dat was in 1822. In de jaren negentientachtig zou ik op dat strand staan, niet als Shelleypelgrim, maar om een enkele naam uit een gedicht van Hart Crane te verklaren. Het klinkt absurd. Ik had al andere absurde dingen gedaan, zoals de koers van de lire gevolgd en geïnformeerd naar Italiaanse benzinebonnen.
Maar ik ging niet. Nog juist op tijd las ik in de New York Times Book Review het relaas van Shelley-biograaf Richard Holmes over zijn ervaringen tijdens zijn pelgrimage door Italiaans Shelley-territorium. In Lerici zag hij een café met als neonverlichting ‘Hotel Byron’. Dat was niet het ergste. Een Italiaanse vertrouwde hem, de Shelley-kenner, toe, dat Lordo Byron, daar, in dat water, verdronken was. En dus ging ik naar de Provence op bedevaart, naar Saintes-Maries-de-la-Mer en Saint-Maximin. Maria Magdalena achterna. Het woord dat me naar de golf van Spezia had moeten brengen, is Ariel. Het is een naam die tot nu toe hardnekkig wordt misverstaan door Crane-verklaarders. Het is niet een van de driemasters uit de generatie van Cutty Sark en Thermopylae die het gedicht bevaren en die door Crane door de ether van de poëzie worden opgeroepen. Geen supersnel koopvaardij schip, maar de log gebouwde schoener waarmee Shelley, zijn vriend Williams en hun jongmaatje, the boy Vivian, bij slecht weer naar de bodem van de golf van Spezia voeren. Ariel.
Ik heb die reis dus toch gemaakt. Thuis, op papier, met boeken als instant – monumenten. Het werd een reis door het land van het Noodlot. De wegen zijn er van papier, de bezienswaardigheden van woorden. De bewoners heten schimmen. Het heeft een vreemd klimaat. De zon schijnt er altijd, het regent er altijd, het is er altijd dag en nacht tegelijk. Het is een land waar alles in elkaar grijpt. Afstanden bestaan er niet.
Eerste dag
Geland in The Oxford illustrated literaty guide. De sneltrein naar pagina 216 en aldaar een foto bewonderd van het Shelley Memorial. Het staat in de hal van Oxford University en werd in marmer gebeeldhouwd door Onslow Ford. Een krijtwitte Shelley, naakt gelegen op de linkerzijde. Een marmeren blad is het strand. Het marmer is rustig dood. Een mooi monument, te mooi misschien
Een uitstapje gemaakt naar Sharps kleine Shelley-biografie. Zag daar een glimp van de echte dode. De lichamen van Shelley en zijn vriend Williams zijn na drie dagen angstig wachten aangespoeld op het strand; dat van Vivian zou pas drie weken later door de zee teruggegeven worden. Shelley kwam aan land ‘in de buurt van Via Reggio’, Williams ‘bij de Toren van Migliarino bij de Bocca Lericcio.’ ‘Het zout en het water hadden beiden zo verminkt dat herkenning moeilijk was; de gezichten en de handen waren van het vlees ontdaan, de lichamen jammerlijk aangetast.’
Hoe ziet dat er in wit marmer uit? In Sharp overnacht met de identificatie van Shelleys lichaam door Trelawny. Toen Shelleys lichaam gevonden werd, trof Trelawny in een jaszak een uitgave van Sophocles aan, in de andere een exemplaar van Keats’ laatste boek, omgeslagen bij The Eve of St. Agnes, alsof de dichter daar aan het lezen was op het moment van de ramp.’ Onrustig geslapen. Gedroomd over Dante Gabriel Rossetti die de manuscripten van ongepubliceerde gedichten in de lange haren van zijn overleden vrouw wikkelt en ze met haar begraaft.
Tweede dag
Terug naar Oxford en vandaar drie mijl naar het Oosten. Shotover Hill. Hier vertoefden Shelley en zijn studiegenoot en vriend Thomas Jefferson Hogg regelmatig voordat ze van Oxford verwijderd werden wegens hun publikatie The Necessity of Atheism. Shelley gaf zich hier over aan zijn hobby: het vouwen van papieren bootjes. De wereld is klein; mijn vriend Donaldson ontmoet die ook in Shotover is. Hij vertelt me hoe Shelley eens aan de rivier Serpentine stond en zin kreeg om een bootje te vouwen. Hij had echter geen ander papier dan een postcheque van vijftig pond. ‘Hij aarzelde lang maar gaf tenslotte toe; met inzet van alle vaardigheid die hij bezat vouwde hij een bootje en gaf het zo goed mogelijk over aan Fortuna; met zo mogelijk nog meer bange nieuwsgierigheid dan gewoonlijk keek hij toe hoe het voortvoer. Fortuna is hen die haar eerlijk en volledig vertrouwen goed gezind; de noordoostenwind dreef het kostbare scheepje langzaam naar de zuidelijke oever waar de eigenaar de aankomst geduldig stond af te wachten.’
‘s Avonds, Donaldsons anecdote in gedachten, bel ik William Keddie. De rivier de Serpentine? Jazeker, dat is de rivier waarin Shelley’s eerste echtgenote zichzelf verdronk.
Derde dag
Doorgereisd naar het Verzamelde Werk. Pas aan het eind van de dag gevonden wat ik heimelijk zoek, een verband. Shelleys postuum gepubliceerde gedicht bij de dood van Keats, in 1821. On Keats-Who desired that on his tomb should be inscribed – ‘Here lieth One whose name was writ on water’. De reisgids beveelt ‘De Route van het onverwachte verband’ aan. And so to bed.
Amelia Curran: Portrait of P.B. Shelley 1819
Vierde dag
Up betimes and en route. Keats stierf aan tuberculose, net als zijn moeder en zijn broer. Even was er een misverstand, waarschijnlijk omdat een dichter in die jaren van het Romantisch hoogtij per definitie deze wereld niet normaal verliet. ‘Is het waar,’ vraagt Lord Byron in een brief aan John Murray (26 april 1821), ‘wat Shelley me schrijft, dat de arme John Keats in Rome aan de Quaterly Review is overleden?’ Of Keats stierf aan de slechte kritieken in de Quarterly Review. Tuberculose lijkt me romantisch genoeg. Keats werd gecremeerd en in Rome begraven. Shelly bezocht Lord Byron in Pisa voordat hij met Williams aan zijn laatste overtocht begon. Met Trelawny heeft Byron de crematie van Shelley en Williams op het strand gearrangeerd op de precieze plaatsen waar ze gevonden werden. Byron schreef aan Thomas Moore (27 augustus 1822): ‘We hebben de lichamen van Shelley en Williams zien branden op het strand… Je hebt er geen idee van wat een uitzonderlijk effect zo’n begrafenis op een brandstapel heeft, op een verlaten strand, met bergen op de achtergrond en de zee op de voorgrond, en de vreemde uitwerking van het zout en de wierook op de vlammen. Shelley keerde geheel tot as, behalve zijn hart, which would not take the flame, en dat nu in wijngeest bewaard wordt.’ De afstand van Byron tot Trelawny is kort; het uitzicht verschilt. Er werd meer wijn over Shelleys dode lichaam gegoten dan de dichter bij zijn leven gedronken had, schrijft Trelawny. Steeds hoger rezen de vlammen. ‘Het lichaam kreeg een donkere, indigo kleur, en viel te langen leste open, waardoor het hart zichtbaar werd’. Plotseling rukt Trelawny het hart uit en verbrandt daarbij zijn hand. Waar Shelleys hart rust is met niet bekend. De as werd overgebracht naar Rome en bijgezet in de nabijheid van Keats en Shelleys zoontje William. Twee jaar later zou Lord Byron in Griekenland sterven. Zijn lichaam werd verbrand op het strand van Missolonghi, zijn hart in de kerk aldaar bijgezet. Die kerk is verwoest en het hart is nooit teruggevonden.
Louis Edouard Fournier: The Funeral of Shelley
Laatste dag
Ansichtkaarten van de Ariel verstuurd aan familie en vrienden. Het was geen beste boot. Shelley vouwde beter bootjes van papier dan dat hij boten bestuurde. Het zingen van de boegspriet noemde hij de roep van de Sirenen op de klippen. ‘Zoals gewoonlijk,’ zei Trelawny me eens, ‘had Shelley (tijdens het varen) een boek in de hand, en zei hij dat hij tegelijkertijd kon lezen en navigeren omdat het een mentaal en het ander mechanisch was…’
Maar daarin school waarschijnlijk niet de oorzaak van de dood op zee. Noch in het slechte weer voor Spezia. Als laatste bezoek ik nog eens een voetnoot in Sharps biografie, een onbekend plekje langs de toeristische route. ‘We kunnen hier volstaan met de mededeling dat er nog nauwelijks enige twijfel kan bestaan dat de boot met opzet geramd werd door een klein vaartuig dat bemand werd door mannen die dachten dat de Ariel het eigendom was van de rijke ‘Milord’ Byron, en dat die aan boord was met een grote lading goud. De mannen hadden de enorme kracht van de plotseling opgestoken stormwind niet voorzien of verkeerd berekend. De Ariel zonk zonder de schat die de Italianen dachten te vinden; niet lang daarna heeft een van deze liederlijke mannen zijn aandeel in de misdaad bekend.’
Alsof de romantiek nog niet volledig was, de tragedie niet reeds compleet. Maar ook: het uiteindelijke verschil tussen een neonreclame op een café in de werkelijkheid, en de werkelijkheid van een fictieve reis.
Ed Schilders: Verdronken dichters 3
In: SIC letterkundig tijdschrift, jrg 1, nr 3, najaar 1986
© Ed Schilders
wordt vervolgd
More in: Crane, Hart, Ed Schilders, Marsman, Hendrik, Shelley, Percy Byssche