Willem van Haren
VROUWEN WAREN ZIJN ZWAKSTE PUNT
Door Jef van Kempen
“De gebroeders Van Haren waren Friese edellieden, geen Hollanders, en desondanks geen boerse landjonkers maar uiterst gecultiveerd,” schreef E. du Perron in zijn in 1939 verschenen historische roman “Schandaal in Holland”. Du Perron had zich laten inspireren door het publieke schandaal dat het gevolg was van de beschuldigingen tegen Onno Zwier van Haren wegens incest met twee van zijn dochters. Maar ook diens oudere broer Willem kwam in opspraak toen hij, ten onrechte, werd beschuldigd van fraude in zijn functie als ontvanger-generaal van Friesland.
Willem van Haren (1710-1768) was sinds het verschijnen van zijn epos “Friso, koning der Gangariden en Prasiaten” in 1741 een gevierd dichter. Zijn werk werd zelfs bejubeld door de Franse schrijver Voltaire.
Willem had een zwak voor vrouwen. Hij was drie keer getrouwd en had vele buitenechtelijke verhoudingen. Du Perron: “De vrouwen waren van jongsaf Willem van Haren’s zwakste punt: hij ging op hen af met de naïeve begerigheid van een kind voor koekjes en zonder veel meer kieskeurigheid.” Er wordt beweerd dat hij aan het eind van zijn leven zoveel wettige en onwettige kinderen en kleinkinderen had, dat hij ze niet meer uit elkaar kon houden.
Moe door familietwisten en achtervolgd door meer dan honderd schuldeisers trok Willem van Haren zich in zijn laatste jaren steeds vaker terug in zijn kasteel Henkenshage in Sint-Oedenrode, waar hij was benoemd tot schout en dijkgraaf.
Op 4 juli 1768 pleegde hij daar zelfmoord voor de ogen van zijn hele familie. Toen iedereen aan tafel was gezeten, vroeg hij zijn bediende om een glas wijn en om een poedertje dat in de kast lag. “Met een theelepeltje had hij het rustig in zijn glas omgeroerd en opgedronken. (…) Soms sloot hij zijn ogen even, men dacht dat hij gelukkig, hoewel vermoeid was. Een half uur nadat hij het glas uitgedronken had, viel zijn hoofd op zijn borst; zijn ogen waren nu niet meer gesloten, maar staarden.”
In zijn laatste gedicht “Het menschelyk leven” lijkt hij zijn eigen tragische einde te hebben voorspeld: “Helaas! helaas! hoe vlieden onze dagen, / Hoe spoedt zich ieder uur met onzen luister heen! / Hoe flauwe vreugd, hoe bitter plagen, / Hoe min vermaak, hoe veel geween.”
(Brabants Dagblad, 22 maart 2005)
kemp=mag poetry magazine
More in: Jef van Kempen, Oude meesters