Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (71)
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman
waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
eenenzeventig
Willem Frederik Stermans was in gewetensnood. Nu het bestaan van de wereld afhing van zijn geloof of ongeloof, voelde hij zich heel ongewoon. Hij had zich nooit verantwoordelijk gevoeld voor anderen. Aan zichzelf had hij altijd de handen vol gehad.
Door de kijker bestudeerde hij het brokstuk uit het heelal dat op de wereld afzeilde, vol idioten in berenvellen die leken op wezens uit de ruimtevaartserie Star Wars.
Puk zag zijn tweestrijd.
‘Je moet het helemaal zelf weten,’ zei Puk. ‘Komt dat volkje van die ruimtekloot op aarde terecht, dan is het afgelopen met de mensheid. Een nieuw volkje zal ontstaan, maar ik kan je niet vertellen wat voor soort volk. Een nieuw soort Neanderthalers? Extra Terrestrials?’
‘Wat kan ik nog doen?’ vroeg Willem Frederik, zich het zweet van het voorhoofd vegend.
‘God vragen die ruimtekloot in de richting van een ander zonnestelsel te sturen. Dat is de enige optie.’
‘Als het moet, dan moet het,’ zei Willem Frederik opeens fel. ‘Het is beter dat ik mijn ego opzij zet dan dat de hele mensheid naar de kloten gaat.’
‘Zo is het,’ zei Puk en greep een zonnestraal. ‘Hier, pak vast, die brengt je zo naar de hemel.’
Willem Frederik greep de gouden straal, zoefde door de ruimte en landde voor de poort van Petrus.
Hij klopte aan. Petrus deed open.
‘Jij weer hier?’
‘Ik moet God spreken. Het is dringend.’
‘Jij ontkent zijn bestaan toch?’
‘Ik ben tot een ander inzicht gekomen. Ik wil God om een gunst vragen.’
‘Dan… volg me maar.’
Willem Frederik Stermans liep achter Petrus aan, door de prachtige tuinen met spelende engelen.
God zat nog steeds op een bankje te lezen. Hij keek verbaasd op.
‘Ik heb je toch weggestuurd?’
‘Mijn gedachten over U zijn veranderd,’ zei Willem Frederik. ‘Ik zie nu in dat alles, de aarde, het hele heelal, alles door U is geschapen.’
‘Wat wil je daarmee zeggen?’
‘U alleen kunt de mensheid redden,’ riep Willem Frederik uit. ‘Kijk, die kleine planeet met die rare wezens, die zullen de mensheid vernietigen als ze de aarde bereiken.’
‘Zo erg is dat toch niet?’ zei God. ‘De mensen maken er een zootje van. Dat heb je zelf altijd gedacht en geschreven.’
‘Maar er zijn ook goedwillenden,’ riep Willem Frederik uit.
‘Als je er drie kunt noemen, wil ik je helpen.’
‘De drie dochtertjes van Maxima!’
‘Klopt,’ zei God. Hij stak zijn hand uit, en uit zijn lichtende wijsvinger, die Willem Frederik aan E.T. deed denken, schoot een straal licht. De wilde planeet werd getroffen, kantelde en draaide een andere kant op.
Willem Frederik haalde opgelucht adem. De mensheid was gered.
‘U bent waarlijk een Almachtige God,’ stamelde hij.
‘Hè hè, eindelijk,’ verzuchtte God. ‘Nu je dat toegeeft, mag je hier blijven.’
‘O graag,’ zei Willem Frederik. ‘Maar mijn boeken staan nog op de maan.’
‘Die zap ik wel naar hier.’
‘En ik heb Puk beloofd dat hij in een toren van Château
Sint-Gerlach mag gaan wonen.’
‘Dat kan ik echt niet toestaan,’ zei God. ‘Puk hoort op de maan, zeker zo lang er nog kinderen zijn die ’s nachts naar hem toevliegen. Maar hij vindt het niet echt erg hoor. Hij houdt van de dromen van kinderen.’
‘En al die engeltjes hier?’
‘O, die zijn er ook voor jou,’ zei God. ‘Ze spelen graag met heren. Maar à propos, dat boek van jou, dat heb ik uit. Ik moet zeggen: het is een geweldig boek. Je bent een groot schrijver.’
Willem Frederik was blij om het uit de mond van God zelf te horen. Hij glom van trots.
Hoofdstuk 71 (wordt vervolgd)
Adriaan en de anderen: Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90 te bestellen via de plaatselijke boekhandel of via ► Bol.com
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis.nl poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen