Willem Kloos: 2 gedichten
W i l l e m K l o o s
(1859-1938)
Doodgaan
De bomen dorren in het laat seizoen,
En wachten roerloos de nabije winter…
Wat is dat alles stil, doodstil… ik vind er
Mijn eigen leven in, dat heen gaat spoên.
Ach, ‘k had zo graag heel, héél veel willen doen,
Wat Verzen en wat Liefde, — want wie mint er
Te sterven zonder dees? Maar wie ook wint er
Ter wereld iets door klagen of door woên?
Ik ga dan stil, tevreden en gedwee,
En neem geen ding uit al dat Leven mee
Dan dees gedachte, gonzende in mij om:
Men moet niet van het lieve Dood-zijn ijzen:
De dode bloemen komen niet weerom,
Maar IK zal heerlijk in mijn Vers herrijzen
Ik ween om bloemen
in de knop gebroken
Ik ween om bloemen, in de knop gebroken
En vóór de ochtend van haar bloei vergaan,
Ik ween om liefde, die niet is ontloken,
En om mijn harte dat niet werd verstaan:
Gij kwaamt, en ‘k wist — gij zijt weer heen-gegaan…
Ik heb het nauw gezien, geen woord gesproken:
Ik zat weer roerloos, nà die korte waan
In de eeuwge schaduw van mijn smart gedoken:
Zo als een vogel in de stille nacht
Op ééns ontwaakt, omdat de hemel gloeit,
En denkt, ‘t is dag, en heft het kopje en fluit,
Maar éér ‘t zijn vaakrige oogjes gans ontsluit,
Is het weer donker, en slechts droevig vloeit
Door ‘t sluimerend geblaarte een zwakke klacht.
Willem Kloos: 2 gedichten
kempis poetry magazine
More in: Kloos, Willem