Hank Denmore: Moord in lichtdruk (50)
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
vijftig
De bruine wagen had Tino naar een voor de politie onbekend adres gebracht. Tijdens de rit werd door Tino noch de chauffeur een woord gesproken. Na enkele minuten hoorde Tino in de verte een zware ontploffing. Ook toen reageerde de chauffeur niet. Pas toen de wagen bij een duur hotel stopte draaide de chauffeur zich naar Tino: ‘Hier moest ik u naar toe brengen meneer. Uw appartement is op de vierde etage, het is flat 417.
Tino knikte en stapte de wagen uit. De portier stond hem op te wachten met een bosje sleutels. Hij wees Tino de lift en ging toen weer naar zijn loge. Het appartement was luxueus en compleet ingericht. Het eerste wat Tino deed was kijken of er nog iemand aanwezig was, maar dit bleek niet het geval te zijn. Het was alsof hier al enige tijd iemand woonde. Enkele pakken van zijn maat hingen in een kast, de zeep op de toilettafel was gebruikt. Er lag een kam en een gebruikte tandenborstel met een halflege tube tandpasta van het door hem gebruikte merk. Zelfs van zijn favoriete kleur sokken lag een half dozijn in een lade. Hij nam een hete douche en ging daarna op het tweepersoonsbed liggen om na te denken. Wie had ervoor gezorgd dat hij kon ontsnappen? Wie kende zijn gewoontes zo goed? En wie zat er bij de politie en wist wie hij in werkelijkheid was? Want hij was ervan overtuigd dat niemand een bareigenaar in bescherming zou nemen, daarvoor waren de genomen risico’s te groot geweest. Door de spanningen van de laatste uren en het hete bad duurde het niet lang of hij was in diepe slaap.
Een voortdurende zoemtoon maakte hem wakker. Bliksemsnel stond hij zonder geluid te maken naast het bed en luisterde ademloos of er iemand probeerde binnen te komen. Weer ging de zoemer, Tino liep naar de deur en zag een kamermeisje staan. Hij deed de deur open en het meisje gaf hem met een vriendelijk lachje een grote enveloppe.
Nadat hij de deur weer had gesloten draaide hij de enveloppe verschillende keren om. Hij was getraind om bombrieven te herkennen, maar deze enveloppe was onschuldig. Met een brievenopener sneed hij de enveloppe open en haalde er twee vellen papier en een paspoort uit. Het paspoort stond op de naam van Anton Siebecki, geboren in Billings Montana. Na een zorgvuldige controle kwam hij tot de conclusie dat de pas feilloos was. Of het was een echte pas of hier was een meestervervalser aan het werk geweest. Maar in beide gevallen moest dit het werk zijn van een grote organisatie, was de KGB dan toch zo machtig om dit in Amerika voor elkaar te krijgen?
Het ene velletje papier gaf zijn levensloop weer, compleet met familierelaties en werkkringen en dat hij onder de naam Siebecki in het hotel stond ingeschreven. Verder stond te lezen dat hij bij de balie naar een bruinlederen koffertje moest vragen. Daarin zaten een chequeboek en tweeduizend dollar aan contant geld. Het tweede velletje gaf hem de opdracht om in het huis van Millhouse naar een elektronisch schema van de firma Sperry Rand te gaan zoeken. Dat moest vanavond gebeuren en daarna moest hij in dit appartement blijven tot men contact zocht. De contactman kende hem alleen onder de naam Siebecki. Het adres van Millhouse was als een P.S. gegeven. Toen hij de receptionist naar de koffer vroeg en zijn nieuwe naam opgaf keek de man op een lijst en zei: ‘Klopt meneer Siebecki, ik haal de koffer even uit onze kluis.’ Na enkele ogenblikken kwam de man terug en overhandigde Tino een bijna nieuw bruinleren koffertje. Tot zijn verbazing waren zijn nieuwe initialen op de koffer in gouden letters aangebracht. Omdat het nog vrij vroeg in de middag was ging hij eerst uitgebreid dineren en ging daarna op zoek naar de woning van Millhouse.
Toen Evelyne die avond met Tom en Otto bij de woning van Millhouse aankwamen, was niets meer van het drama te merken. Met de van inspecteur Greener gekregen sleutel opende Otto de woning en gedrieën stapten ze naar binnen. Zorgvuldig werd elke kamer onderzocht, zelfs de spoelbak in het toilet werd opengemaakt, maar alles was tevergeefs. In de kamer waar Evelyne het meisje had gevonden lag het vloerkleed nog half opgerold. Het tafereel kwam haar weer scherp voor de geest. Na meer dan een uur gezocht te hebben hielden ze het voor gezien, hier was niets verborgen. Moe en teleurgesteld gingen ze even zitten.
Weer was het Otto die opmerkte: ‘Die Johnny, dat was toch iemand die voor de politie werkte? Die is toch ook doodgemarteld? Waarom gaan we daar niet eens zoeken. Die moord staat toch ook op een of andere manier met dat Sperry-gedoe in verbinding?’
Evelyne knikte en haalde haar goudgerande agenda te voorschijn: ‘Hier heb ik zijn adres, bellen we eerst Greener op of gaan we meteen?’
‘Bel eerst maar naar Greener en zeg waar we naartoe zijn,’ zei Otto.
Het verkeer was die avond vrij rustig en de drie arriveerden dan ook binnen een uur bij het woonblok waar Johnny’s woning deel van uitmaakte. De auto werd noodgedwongen in een parkeergarage gezet. De lift bracht hen naar de sobere woning van Johnny. Wederom bracht een van Greener gekregen sleutel uitkomst.
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk