Hank Denmore: Moord in lichtdruk (42)
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
tweeënveertig
De gangsterboss Vincente werd met zijn bende, die nu nog uit Antonio, Lime en Rope bestond, nog dezelfde dag gearresteerd. Maar bij het hoofdbureau aangekomen bleken alle cellen al in gebruik te zijn. Noodgedwongen werd uitgeweken naar een wijkbureau in Lower East. De vier werden voorlopig in één cel opgesloten. Het cellenblok bestond uit een vrij lange gang met aan een zijde de cellen. Die bestonden uit drie traliewanden en een buitenmuur van zware dubbelgebakken klinkers, waarop elk mes bij een poging om in de steen te kerven in de kortste keren bot werd. In elke cel waren betonnen britsen tegen de buitenmuur en de traliewanden aangebracht. Na het nuttigen van een sober middagmaal, bestaande uit uiensoep, aardappelen met een schijf van een of andere onbekende vleessoort met lawaaisaus en melige pudding, zaten ze aangeslagen te wachten op de dingen die kwamen. Na enkele uren, die erg traag en zwijgend verliepen, ging de deur naar het bureau open en tot hun grote verbazing zagen ze Tino Vandezzi die, geflankeerd door twee geüniformeerde agenten, binnen werd gebracht. Zwijgend volgden ze Tino, die tot hun nog grotere verbazing bij hen in de toch al volle cel werd ingesloten.
‘Jullie kennen elkaar toch, veel plezier.’, was het commentaar van een van de agenten.
Tino keek, bijna onmerkbaar nee schuddend, naar Vincente. Die begreep niet goed wat Tino daarmee bedoelde maar hield wijselijk zijn mond dicht. Toen ze alleen waren stonden Vincente, Lime en Antonio eerbiedig op en lieten Tino kiezen op welke brits hij wilde gaan zitten. Tino knikte dat de anderen ook mochten gaan zitten en keek naar het grijnzende gezicht van Rope. ‘Wat heb jij te lachen, vind je het leuk om hier te zitten?’
‘Je maakt wel indruk op mijn boss, had ik ook moeten gaan staan?’
‘Dat weet je maar nooit, we zitten hier niet voor lang.’
Rope slikte even en ging zwijgend in een hoekje zitten.
De deur ging weer open en een agent kwam binnen met een karretje waarop een grote theekan en enkele kommen stonden. Eerst kregen in een paar cellen naast hen andere arrestanten een kom thee, toen reed de agent het karretje naar de nu overvolle cel.
‘Wie wil thee, met of zonder suiker? Je hebt het maar voor het kiezen. Wij verwennen onze gasten, maar wel zelf komen halen.’
Toen Rope bij de tralies kwam keek de agent hem aan: ‘Hier is uw thee, ik hoop dat hij smaakt.’
Tino keek vreemd naar Rope, die zag dat en haalde zijn schouders op: ‘Ik weet niet waarom die vent zo tegen me praat. Ik heb hem nog nooit gezien.’
De agent verdween weer met de theekar en iedereen dronk min of meer hoorbaar zijn thee op. Na een minuut of tien ging de deur weer open, er kwam een andere agent met de nu lege theekar. Bij elke cel haalde hij de kommen op.
Toen hij bij de cel van Tino en aanhang kwam, keek hij zoekend rond totdat hij Rope zag. Hij keek te onopvallend naar Rope die zich geërgerd van de agent afkeerde.
Maar alles was door Lime gezien en dat liet deze merken: ‘Hé, kennen jullie elkaar?’
‘Welnee, die kerel moet zich vergissen,’ zei Rope.
‘Maar dan moeten zich twéé agenten vergissen,’ sneerde Vincente.
Rope werd onrustig en mopperde: ‘Laat me toch, ik vind het hier ook niet leuk en zeker niet als jullie me gaan plagen.’
‘Plagen?’ zei Tino, ‘Maar dit is menens. Zeg op, ken jij die kerels, ja of nee? En als je ze kent wil ik nu weten waarvan je ze kent.’
‘Ik zweer dat ik die twee niet ken, misschien hebben ze me ooit eens een parkeerbon of zoiets gegeven. Maar nogmaals, ik ken ze niet.’
Plotseling sprong Antonio op: ‘Ik weet het, die ene agent, die achter het stuur zat, keek Rope aan en schreef toen iets in een notitieboekje op en sprak hem ook al met u aan.’
‘En wat zou dat, jij weet toch niet wat die toen opschreef? Misschien vond die mijn jas wel mooi en noteerde hij het merk.’
Langzaam zei Vincente : ‘Als die twee jou kennen en volgens mij is dat zo, kan dat alleen maar betekenen dat jij ook politieman bent. Wanneer ik ontdek dat iemand van mijn mensen een stille is heb ik daar maar één antwoord op, afmaken.’
Rope voelde zich in het nauw gedreven en schreeuwde: ‘Verrek zelf, weet je wel wie Tino in werkelijkheid is? Hij is hier het hoofd van de KGB’.
Tino riep tegen Lime en Antonio: ‘Pak die regeringsspion en werk hem tegen de vloer.’
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk