Hank Denmore: Moord in lichtdruk (35)
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
vijfendertig
Het was iets voor half zes dat Lime Rafton, de leverlijder, de indrukwekkende hal van het kantorencomplex in 482 W 42nd Street binnenliep. Onopvallend tussen de komende en gaande personen liep hij naar de wand waar de namen van de bedrijven waren aangebracht.
Tussen de dure marmeren platen viel het witte naamschild van E.Steinbruch, Detective Inc. meteen op. Hij keek op welke verdieping ze gehuisvest was en ging weer naar buiten. Even na zessen waren alle kantoren leeggelopen. De portier liep na het sluiten van de buitendeuren een controleronde om te zien of overal de verlichting was uitgeschakeld en of er geen deuren open stonden. Kortom, de gewone gang van zaken na een hectische werkdag. De hardglazen toegangsdeuren waren met de modernste Yale-sloten hermetisch afgesloten. Hier had niemand kans om ongenodigd binnen te komen.
Maar zoals bij vele gebouwen alleen de voorkant schitterend was uitgevoerd in kostbaar marmer, dure deuren en sloten, was ook hier de achterzijde van het pand minimaal beveiligd.
Lime stond meer dan een uur in de smalle steeg achter het kantorenpand te kijken naar een vluchtweg als dat onverhoopt nodig moest zijn. Zijn geelgroene ogen schoten heen en weer om maar zoveel mogelijk van de omgeving in zijn geheugen te prenten. Toen liep hij naar een café om te wachten totdat het voor hem donker genoeg was. Na het vierde kopje koffie en een borrel tegen de zenuwen ging hij weer terug naar de achterzijde van het kantorenpand. Via de brandtrap klom hij naar de tweede verdieping. Uit ervaring wist hij dat eventuele voorbijgangers wel iemand op de eerste, maar nooit op de tweede verdieping opmerkten. Ook plotselinge bewegingen vallen iemand altijd op, zelfs vanuit de ooghoeken, iets wat de mens heeft overgehouden na een duizenden jaren durende evolutie van aap tot mens. Daarom bewoog Lime zich rustig alsof hij daar thuis hoorde.
De vluchtdeur was wel voorzien van een hardstalen traliewerk, maar het slot was een lachertje. Geen Yale- of Chubbsslot maar een gewoon huis-, tuin- en keukenslot met ouderwetse baardsleutel moest hier ongewenst bezoek weren.
Binnen een paar seconden had Lime de deur open en was binnen, de deur deed hij weer dicht, maar niet op slot. De vluchtweg mocht niet afgesloten zijn en een open deur trekt altijd de aandacht. Hij bleef een poosje staan luisteren maar hoorde niets, liep naar een deur en opende deze voorzichtig. Een met vaste vloerbedekking beklede gang werd zichtbaar. Het gebouw werd goed onderhouden want de deur piepte niet toen hij deze verder opende.
De vloerbedekking dempte zijn stappen. Kalm maar gespannen als een veer, liep hij naar de centrale liftruimte. Ook hier was niets te horen, de portier was of naar huis of zat in de entreehal zijn sportkrantje te lezen. Via de trap naast de liftdeuren kwam hij op de derde verdieping. De gang vertakte zich in een aantal zijgangen. Methodisch keek hij in elke aftakking totdat hij het naambordje E. Steinbruch, Detective Inc. op een deur ontwaarde. Voorzichtig draaide hij de deurkruk om, maar de deur was afgesloten. Snel liep hij naar de liften en luisterde ingespannen of er iets te horen was, maar alles was doodstil. Terug bij de deur haalde hij een etui te voorschijn en koos een Yale-loper met verstelbare vertanding. De sleutel ging gemakkelijk in het sleutelgat, na een paar keer de vertanding verschoven te hebben kon hij de deur openmaken. Kalm haalde hij de loper uit het slot en opende voorzichtig de deur. Toen plakte hij een stuk linnen kleefband over de schoot van het dagslot en drukte de deur in het kozijn. Van buitenaf was aan niets te zien dat de deur open was.
Met behulp van een kleine zaklamp keek hij de kamer rond. Het was een gewoon kantoorvertrek, met een schrijfmachine op een bureau, een paar kasten tegen de wand en een tafel met een telefoontoestel. Op deze kamer kwamen nog vier deuren uit. De meest linkse deur gaf weer een kantoor te zien, hier stonden verschillende bureaus met schrijfmachines.
De tweede deur gaf toegang tot een soort technisch laboratorium. Lime kon de machines en toestellen die hier stonden niet thuis brengen. Ingewikkelde toestellen met allerlei knoppen, schakelaars en meters werden afgewisseld met een soort vreemdgevormde schrijfmachines. Van een film was hier niets te zien. Ook in de kasten die hij een voor een opende en weer zorgvuldig sloot, was niets wat ook maar in de verte op een film leek te ontdekken. De derde deur bleek naar het heilige der heiligen te leiden. Een kostbaar kleed lag op de vloer, dure kantoormeubelen en een paar duur uitziende schilderijen maakten hem duidelijk dat dit het bureau van de bazin moest zijn. Maar ook al keek hij in alle kasten en bureauladen, zorgvuldig de deuren en laden weer dichtdoend, ook hier was geen film te bekennen.
Toen hij zonder enige hoop de vierde deur opende kwam hem een rare onbekende geur tegemoet. Aan een betegelde wand hingen rode en groene lampen, grote roestvrijstalen bakken stonden op een lange stenen tafel, die verder volstond met allerlei potten en flessen, waarvan de meeste een geel etiket hadden.
Aan de tegenoverliggende wand stonden verschillende apparaten op een houten tafel. Het leken hem een soort lampen die verstelbaar waren. Met kloppend hart zag hij enkele foto’s op de tafel liggen. Hier moest hij zijn, dit was wat hij gezocht had. Omdat de kamer geen ramen had draaide hij de schakelaar bij de deur om. Een helder wit licht deed hem met de ogen knipperen. Op de tafel lag niets wat op een film leek. Op de foto’s stonden een paar hem niets zeggende huizen. In het verlengde van de houten tafel stonden twee kasten. Hij liep er naar toe en opende de eerste, die van staal gemaakt was. In de smalle kast hingen op stalen stangen enkele klemmen. Aan één klem was een stukje van een film te zien, verder waren er alleen lege klemmen. Lime pakte de klem met het stukje film en hield de film tegen het licht, het was helemaal zwart. Vloekend hing hij de klem weer terug.
Toen hij daarna de houten kast opende zag hij alleen maar kleine platte gele doosjes die netjes lagen opgestapeld. Nieuwsgierig opende hij een van de doosjes. De inhoud was in zwart papier gewikkeld. Haastig maakte hij het zwarte papier open maar zag alleen witte kartonnen blaadjes. Zorgvuldig sloot hij het doosje en de kast, zodat niemand straks zou merken dat er bezoek was geweest. Na nogmaals alles goed te hebben nagekeken wilde hij onverrichter zake weggaan.
Hij stond al in de deuropening toen hij de prullenbak zag staan. Stommeling, zei hij tegen zichzelf, daarin ligt natuurlijk die film. Haastig gooide hij de prullenbak om. Hij vond wel stukken, aan de randen vreemd gekleurd en sterk ruikend papier, toen hij die in zijn hand hield en goed bekeek zag hij dat er gedeeltelijk de tronies van hem en Rope op stonden. Tino had weer eens gelijk, die fotograaf hoorde toch hier thuis. Nauwkeurig onderzocht hij de rest van het afval maar behalve een tweede zwart stukje film was er verder geen film te ontdekken. Zorgvuldig gooide hij alles weer in de prullenbak, ook de kleine snippers papier raapte hij op en gooide die in de bak. Na vergeefs alles te hebben nagezocht haalde hij het stuk kleefband van het deurslot. Daarna sloot hij met zijn loper de deur en ging via de achterdeur weer naar buiten. Niemand zou merken dat het detectivebureau ‘s nachts bezoek had gekregen.
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk