Hank Denmore: Moord in lichtdruk (23)
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
drieëntwintig
Ebson Simmons had ondanks alles wat er was gebeurd de twee volgende dagen toch goed geslapen. De boterhammetjes met rookvlees en jam, de tweede dag afgewisseld met jam en rookvlees, had hij met een mok thee weggespoeld. Na zich moeizaam gewassen en geschoren te hebben mocht hij even in de gang gaan wandelen. Intussen werden de bedden weer netjes opgemaakt, zodat het zaaltje weer gereed was voor de inspectie van de zaalarts. Na het middagmaal, soep, puree met gemalen vlees met lawaaisaus en vanillepudding na, was er het verplichte uur rusten.
Daarna kwam het bezoek, eerst in de verte een zwak geroffel dat steeds sterker werd en overging in herkenbare voetstappen met de gebruikelijke kwebbelpraat en zenuwachtige lachjes. De oude man lag er keurig bij, net als de jongere patiënt die met een maagbloeding was opgenomen.
De oude man kreeg bezoek van iemand van het tehuis waar hij woonde. Een opzichtig geklede vrouw en een kind probeerden om de jongere man een nieuwe maagbloeding te bezorgen, zo doordringend luid was de vrouw aan het praten terwijl het kind zijn papa hard aan de mouw van zijn pyjama trok en om een snoepje zeurde.
Ebson verwachte geen bezoek en lag nog een beetje na te dutten. Snelle voetstappen van een vrouw met hoge hakken, Ebson had zich de ziekenhuisgeluiden al aangeleerd, naderden het zaaltje, hielden even op en kwamen toen dichterbij. Een slanke vrouw met groene ogen en blond haar dat opgestoken was tot een wrong, kwam het zaaltje binnen. Even aarzelde ze en keek naar de drie patiënten, zag het verband om de linkerpols van Ebson en kwam toen op hem af.
‘Meneer Simmons neem ik aan?’
Simmons keek erg verbaasd, deze schoonheid kende hij niet maar zo te horen zij hem wel.
‘Ja, dat ben ik,’ zei hij aarzelend. ‘Met wie heb ik de eer?’
‘Ik kom uit New York en ben privé detective. Ik kom u enkele vragen stellen, tenminste als u daar geen bezwaar tegen hebt.?’
Gelukkig heb ik het geld in mijn kastje verborgen en ben ik over de emoties van gisteren heen, dacht Ebson.
‘U vraagt maar, als ik u daarmee kan helpen,’ zei hij.
‘Mooi, allereerst hoe gaat het ermee? Wat is er precies gebeurd en wat voor soort verwonding hebt u opgelopen?’ vroeg Evelyne.
‘Dat zijn drie vragen tegelijk,’ lachte Ebson een beetje zenuwachtig. Die griet keek hem ook zo koel en onderzoekend aan met haar groene ogen.
‘Het gaat goed met me, ik heb vanmorgen al even mogen wandelen. Wat er gebeurd is weet ik niet, toen ik wakker werd lag ik hier in dit bed. En het derde antwoord is dat ik bijna een polsslagader schijn te hebben doorgesneden.’
‘Fijn dat het weer beter gaat met u. Weet u zich niets te herinneren van wat er vóór dat ongeluk gebeurde? Ik bedoel, waar was u mee bezig, was er nog iemand anders op uw werkplek, of weet u dat ook niet?’
Ebson schrok van die doordringende en vasthoudende toon. Het leek wel een politieverhoor.
‘Nee,’ zei hij, aarzelend naar woorden zoekend als een politicus die elk woord op een goudschaaltje weegt. ‘Dat is het gekke van de zaak, ik heb me daarover suf geprakkiseerd, maar ik weet echt niet wat er gebeurd is.’
Ongelovig trok Evelyne haar mooie wenkbrauwen iets omhoog, een gebaar dat Ebson niet ontging. ‘Maar meneer Simmons, u hebt toch geen hersenschudding gehad? Dat u niets weet van het ongeluk zelf is nog te geloven, maar u was toch helder voordat u dat ongeluk kreeg.’
‘Ik was gewoon aan het werken. Tenminste dat denk ik,’ zei hij haastig. Verdomme, hij werd langzaam maar feilloos in het nauw gedreven. Met die griet moest hij oppassen. Als die oude gek zijn mond maar hield en niet alles voor hem ging verpesten. Steels keek hij naar het bed van de oude man. Gelukkig was die druk in gesprek met zijn bezoek.
‘U bent toch programmeur meneer Simmons? Was u met een programma bezig?’
‘Ja, ik geloof het wel. Maar ik weet niet meer wat voor programma.’
‘Was het een plotterprogramma?’
Zijn hart sloeg over, verdomme, wist ze het of raadde ze maar wat.
‘Een plotterprogramma,’ zei hij zo verbaast mogelijk zonder dat het er te dik op lag. ‘Nee, ik heb nooit programma’s met plotters, die zijn voor mij niet toegankelijk.’
‘Jammer, dus u weet verder echt niet waarmee u bezig was?’
‘Nee, echt niet, maar als u een kaartje achterlaat zal ik u bellen als er me iets te binnen schiet.’
‘Nog één ding, kent u ene Millhouse?’
‘Millhouse? Millhouse? Oh, Antoine, ja die ken ik, die werkt ook bij Sperry Rand, daarmee heb ik wel eens schriftelijk contact,’ zei hij nu oprecht verbaasd. ‘Maar die woont niet hier maar in New York.’
‘Wat schrijft u dan naar elkaar?’
‘We hebben beide de wiskunde als hobby en geven elkaar dan ingewikkelde problemen op. Dat is het enige contact wat ik met Antoine heb.’
‘Hebt u elkaar dan nog nooit in levenden lijve gezien?’
‘Nee, we hebben via het bedrijfskrantje contact met elkaar gekregen. Daar staat een hobbyhoek in met ook wiskundige problemen. Omdat ik het niet eens was met een door Antoine ingestuurde oplossing zijn we tot een briefwisseling gekomen.’
Evelyne schreef dit in haar goudopsnee kalfsleren notitieboekje. Ze wenste Ebson beterschap, gaf hem een ferme handdruk en ging weer weg.
Ebson ging met een zucht liggen, oef, dat was op het nippertje. In de paar dagen na het ongeluk was er veel op hem afgekomen. Maar het beste was wel de grote som geld die hij voor dat stuk papier had gekregen. Misschien was het wel een spionne van een ander bedrijf. Maar alleen een schema was eigenlijk toch niet zo erg. Men wist toch niet hoe het geheel er uit zou komen te zien. Dus ook als hij een geheim had verkocht, daar kon men toch bijna niets mee doen. Wanneer een ander zo’n schema te pakken had gekregen dan zou die dat ook voor zoveel mogelijk geld proberen te verkopen. Zo denkend vond hij zich niet schuldig aan een misdrijf, het was gewoon een buitenkansje geweest. Hij had toch niet expres naar dat schema gezocht. Het was louter toevallig in zijn bezit gekomen. Eigenlijk was het wel vreemd dat die eerste griet zo goed wist wat er was gebeurd. En dan dat bezoek van die blonde detective, er was in New York iets loos. Wàt wist hij niet en het was ook zijn zorg niet. Met zijn ogen dicht ging hij liggen denken over wat hij met het geld zou gaan doen. Hij moest wel opletten om niet teveel ineens uit te geven. Ook moest hij gewoon blijven werken, anders liep het te veel in de gaten.
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk