Ed Schilders: De muts van Dante I
E d S c h i l d e r s
De muts van Dante
Ik heb, in mijn tijd, heel wat hoofddeksels gezien, van hoeden en petten tot zonnekleppen en slaapmutsen. Van phrygische mutsen tot halleluiahoeden, van de karpoets en de fez tot de kaasbol en de narrenkap.
Zoals van het meeste dat aan mijn ogen voorbijtrekt ben ik ook van die kruinbedekkingen aantekening gaan houden en alvorens we overgaan naar ons eigenlijke onderwerp wil ik u een korte indruk geven van de fascinerende wereld van het hoofddeksel. Daarbij gaan we voorbij aan de reeds genoemde schedelpracht, alsmede de al te populaire panama’s, stetsons, borsalino’s, fedora’s en sombrero’s. We gaan direct over naar enige merkwaardige en historisch interessante persoonsverhogingen -want dat zijn ze meestal -om aan te tonen dat het niet een en al ledigheid is wat de klok in mijn archieven slaat.
De Giraffenmijter zag ik in een kerk in Nice. Hij behoorde, zegt men, aan de heilige bisschop Bassus die halverwege de derde eeuw als martelaar stierf in de stad aan de Engelenbaai. Pas veel later werd zijn lichaam teruggevonden (miraculeus intact gebleven), en wel in het Italiaanse Marano. Nice vroeg via de paus om een relikwie en kreeg de bewuste mijter die zo genoemd wordt omdat er met fijn zilverdraad giraffekoppen op geborduurd zijn. Hij wordt vereerd als betrof het de heilige bisschop zelve.
Blijven we nog even in de katholieke sfeer. Het laatste hoofddeksel van Jezus is daaruit het beroemdste en meest begeerde fetisj. Tientallen kerken bezitten er fragmenten of doornen van en het verhaal over de vondst van deze ‘kroon’ is een jongensboek op zichzelf.
De hoed en de bonnet van de ook te onzent beroemde Pastoor van Ars worden bewaard in Ars-sur-Formans. Althans wat van die hoofddeksels over is. Vrijwel alles wat de zalige pastoor bij zijn leven aanraakte is na zijn verscheiden commercieel te gelde gemaakt, inclusief zijn paraplu – die men boven een zieke kon opzetten -zijn meubels, lakens, en het meeste van zijn hoed.
In de Parijse Jardin des Plantes staat een enorme ceder uit Libanon. De overlevering wil dat de boom als plantje door de botanist Jussieu vanuit Libanon werd overgebracht in zijn hoed. De hoed zelf is verdwenen, maar de nagedachtenis eraan wordt door de Parijzenaars nog steeds levendig gehouden.
Slaapmutsen zijn populair bij verzamelaars, misschien omdat ze iets intiems suggereren. De slaapmuts die Molière droeg in zijn rol van D’Argan wordt, met de stoel waarin D’Argan zat, bewaard in de Comédie Française.
Legendarisch is ook de slaapmuts van Voltaire, waarschijnlijk omdat hij hem zijn laatste levensjaren vrijwel altijd droeg. Het probleem is dat er teveel zogenaamd authentieke bonnets de Voltaire zijn, net als de ‘laatste wandelstokken’ van Rousseau, waarvan er 186 geteld zijn.
Iets dergelijks geldt voor hoeden van Napoleon. Wie er een gaat kopen doet er goed aan zich ervan te vergewissen welke hoed het betreft. Begin oktober 1986 werd er nog een geveild te München, ingezet op vijftigduizend gulden. Het is een exemplaar dat Napoleon waarschijnlijk nooit gedragen heeft. De hoed die Napoleon droeg tijdens de slag van Weylau bracht al in 1835 een bedrag van 1920 Franse francs op. Uitzonderlijk veel, getuige de prijs waarvoor men in 1820 in Stockholm de enige en echte schedel van Descartes kon bemachtigen: honderd francs.
Ik draag geen hoofddeksels en ik verzamel ze niet verder dan op papier. Dat neemt niet weg dat er één muts is die ik zeer graag zou willen bezitten.
De muts van Dante
Die muts heeft alles mee. Van het eenvoudige praktische beginsel van de pasvorm en degelijkheid, tot de allure van de filosoof en de uitstraling van de dichter. Let wel, de muts zoals die hierbij afgebeeld gaat. Er zijn mindere varianten aan Dante’s hoofd toegedacht. Daarover hieronder meer. Zonder die muts, die zo uniek is dat we hem niet anders dan de ‘Dantemuts’ kunnen noemen, is Dante er niet zoals Dante er in onze gedachtewereld moet zijn. Neem hem die muts af en verdwenen, althans visueel, is de dichter van de Divina Commedia. Hij is er niet meer, de stille en strenge minnaar uit La Vita Nuova. Zelfs zijn lauweren compenseren de muts niet, kunnen er hooguit een extra versiering van zijn. De muts is voor Dante zoiets als wat het aureool voor Jezus is, de uitstraling van zijn meest essentiële kracht. De muts is voor Dante wat de rode jachtpet is voor Holden Caufield in Salingers Catcher in the Rye.
Het is om die reden dat we Dante dan ook tijdens de gehele Divina Commedia nooit blootshoofds zien. Tekstueel is er geen enkele aanwijzing dat hij het hoofddeksel ook maar één keer afzet. Integendeel. Het is al lezend in de Commedia regelmatig van groot belang in gedachten te houden dat Dante een muts draagt. Vooral in de Hel, als het stormt en vuur regent, of als Dante en Vergilius door de lucht reizen.
Io venni in loco d’ogni luce muto,
Che mugghia come fa mar per tempesta,
Se da contrari venti e combattuto,
La bufera infernal che mai non resta,
Mena gli spiriti con la sua rapina;
Voltando e percotendo li molesta.
(Inferno, V:28-34)
Veel gemak, heel veel plezier moet hij van die muts gehad hebben.
Gustave Doré, die de definitieve beeldversie gemaakt heeft bij de Commedia, heeft zich keurig aan die gedachte gehouden. Nooit is Dante blootshoofds op Doré’s prenten. Toegegeven, soms draagt hij alleen de lauwerkrans, dan weer muts en lauweren, dan weer alleen de muts. Maar blootshoofds: nooit. Zelfs niet in de hemelen op het moment waarop hij op een wolk neerknielt ten aanschouwe van de gekruisigde Christus. Op houdt hij die muts, en dat terwijl iedere katholiek toch weet dat men het hoofddeksel afneemt zodra men alleen maar een kerk betreedt. En zelfs als Dante op de Louteringsberg door ‘de schone vrouw’ wordt ondergedompeld in de rivier de Lethe blijft die muts op dat hoofd. Doré tekende een Dante met het water tot aan de strenge neus en suggereert zo niet alleen een van de oudste instanties van het gebruik van de badmuts maar vooral het idee dat die hoed kost wat kost op het hoofd moest blijven.
Er is nog een andere reden waarom Dante een muts moest dragen. Een praktische reden. Want wat voor kapsel kun je fatsoenlijkerwijs bedenken voor de grootste Europese dichter aller tijden? De weinige pogingen die ik in die richting ken, zijn schromelijk mislukt. Als voorbeeld mag een tekening van Jacopo Ligozzi volstaan. Ook hij illustreerde de Divina Commedia. Op de tekening ‘Dante in het wilde bos bij Ravenna’ zien we de dichter door het dichte woud gaan, op weg naar zijn ontmoeting met zijn gids Vergilius. Een lauwerkrans draagt hij, dat wel, maar wat we daaronder zien tergt de verbeelding; een blonde, wilde bos krullen, de lokken nog verder uitspringend dan de blaadjes laurier, alsof hij zojuist de flower power heeft uitgevonden.
Blond!
Als Dante al een kapsel had, dan is zijn haardracht een droge variant geweest op de coiffure van Jules Deelder.
(wordt vervolgd)
Ed Schilders: De muts van Dante I
KEMP=MAG poetry magazine
© E. Schilders
More in: Dante Alighieri, Ed Schilders