Shakespeare Sonnet 18 vertaald door Cornelis W. Schoneveld
William Shakespeare Sonnet 18
Shall I compare thee to a summer’s day?
Thou art more lovely and more temperate.
Rough winds do shake the darling buds of May
And summer’s lease hath all too short a date;
Sometime too hot the eye of heaven shines,
And often is his gold complexion dimmed,
And every fair from fair sometime declines,
By chance, or nature’s changing course untrimmed;
But thy eternal summer shall not fade,
Nor lose possession of that fair thou ow’st,
Nor shall death brag thou wand’rest in his shade,
When in eternal lines to time thou grow’st:
So long as men can breathe or eyes can see,
So long lives this, and this gives life to thee.
William Shakespeare Sonnet 18
Zal ik je keuren als een zomerdag?
Veel kalmer en veel lieflijker ben jij.
Door ruige wind raakt meibloei teer van slag
En zomer’s pacht gaat al te snel voorbij;
Soms schijnt het oog van d’ hemel al te heet,
En dikwijls wordt zijn gulden blos gedempt;
Eens komt de tijd die aan de schoonheid vreet,
Door ’t lot, of wending der natuur ontstemd;
Maar, tijdloos, zal jouw zomer niet vergaan,
Noch jij onterfd zijn van zijn schoon domein,
Al snoeft de dood, jouw schim treft hij nooit aan,
Daar jij als tijdloos vers in groei zal zijn:
Zo lang de mensheid oog of adem heeft,
Zo lang leeft dit, dat aan jou leven geeft.
Vertaald door Cornelis W. Schoneveld, (herzien feb. 2012)
kempis.nl poetry magazine
More in: Shakespeare, Shakespeare, William