DOGON – Weltkulturerbe aus Afrika
DOGON
Weltkulturerbe aus Afrika
14. Oktober 2011 bis 22. Januar 2012
Kunsthalle Bonn
Vor über 500 Jahren floh das westafrikanische Volk der Dogon in die unzugängliche Felslandschaft der Falaise von Bandiagara. Dort verband es sich mit der alten Tellem-Zivilisation, die seit Jahrhunderten in den Felsen lebte. So entwickelte sich in der spektakulären Landschaft im Osten Malis eine einzigartige Kultur. 1989 setzte die UNESCO das Land der Dogon und das Felsplateau von Bandiagara als gemeinsames Kultur- und Naturdenkmal auf seine Welterbeliste.
Mehr als 270 der schönsten Objekte aus der Region bestücken die Ausstellung und führen die besondere Ästhetik der Dogon eindrucksvoll vor Augen. Seit den 1930er Jahren verbreitete sich der Ruhm der Dogon-Kunst von Frankreich aus in die Welt und fand sogleich großes Interesse bei Ethnologen, Künstlern und Sammlern. Neben einer überwältigenden Fülle der berühmten Holzstatuen präsentiert die Ausstellung fast 30 verschiedene Masken sowie eine Auswahl von Gebrauchsgegenständen: Speichertüren, Türschlösser, geschnitzte Dosen, Kleinbronzen und Schmuckstücke aus Metall. Den Abschluss des Rundgangs bildet eine Reihe monumentaler Architekturpfeiler und die berühmte über zwei Meter hohe Djennenké-Skulptur aus dem Pariser musée du quai Branly.
DOGON – WELTKULTURERBE AUS AFRIKA bietet dem Besucher darüber hinaus die Möglichkeit, sich mit der Entstehungswelt der ausgestellten Objekte auseinanderzusetzen und Einblicke in die Lebensumstände der Dogon zu gewinnen. In neun Themenboxen werden nicht nur die ersten historischen Kontakte zwischen Europäern und Dogon und der Kolonialismus mitsamt seinen lang anhaltenden Folgen angesprochen. Es wird auch hinterfragt, wie wir auf Afrika und afrikanische Kunst blicken – und wie Afrika auf uns blickt. Interviewsequenzen mit heutigen Dogon sind ein wichtiger Bestandteil der Ausstellung, die vom Bundesministerium für wirtschaftliche Zusammenarbeit und Entwicklung unterstützt wird. So versucht die Ausstellung, neben dem ästhetischen Genuss auch drängenden Fragen über einen zeitgemäßen Umgang mit afrikanischer Kunst nachzugehen und einen Dialog auf Augenhöhe zu beginnen.
Die Ausstellung wurde vom Musée du quai Branly konzipiert und wurde erstmalig vom 4. April bis 24. Juli 2011 in Paris gezeigt.
Kunst- und Ausstellungshalle der Bundesrepublik Deutschland GmbH – Museum Bonn
Friedrich-Ebert-Allee 4 • 53113 Bonn
Postfach 12 05 40 • 53047 Bonn
Tel.: 0228 9171–0
Website: http://www.bundeskunsthalle.de/
Tür mit drei Frauen. Fotograf: Thierry Ollivier / Michel Urtado © Musée du Quai Branly
Achtergrondinformatie over de Dogon
Het land van de Dogon ligt in het zuidoosten van de republiek Mali, dicht bij de grens met Burkina Faso. De Falaise van Bandiagara drukt zijn stempel op dit landschap. De 200 km lange steile rotswand, die in hoogte varieert van 250 tot 400 meter, doorsnijdt het hele gebied. De provinciestad Bandiagara is de hoofdplaats. In de afgelopen duizend jaar kwamen nieuwe inwoners vanuit de stad Djenné en de regio Mandé in meerdere immigratiegolven naar dit gebied toe. Ze vermengden zich met de locale bevolking.
Tegenwoordig telt het land van de Dogon ca. 300.000 inwoners. De afzonderlijke Dogondorpen leefden vrij geïsoleerd van elkaar, waardoor zich opvallende verschillen ontwikkelden. Alhoewel in het hele gebied dezelfde taal wordt gesproken, verschillen de plaatselijke Dogondialecten zo sterk van elkaar, dat de mensen zich onderling niet kunnen verstaan. Deze diversiteit komt ook in de verschillende kunststijlen tot uitdrukking, zoals in het eerste gedeelte van de tentoonstelling wordt betoond. Het land van de Dogon maakt deel uit van de Sahelzone, het zuidelijke randgebied van de Sahara. Het telen van gierst is slechts mogelijk in de regentijd en planten die veeleisender zijn groeien alleen op geïrrigeerde grond – veelal velden of tuinen, die op de blanke rotsen met aarde worden opgehoogd en gecultiveerd.
Van oudsher geloofden de Dogon in verschillende Goden. Van die rijke mythologie is ook nu nog veel bekend. In een interview met de franse etnoloog Marcel Griaule (1898–1956) onthulde één van de dorpsoudsten van de Dogon geheimen uit de kosmologie. In 1948 verscheen het bericht in boekvorm onder de titel Dieu d’eau (Engelse vertaling: Conversations with Ogotemmeli: An Introduction to Dogon Religious Ideas) en werd wereldberoemd. Sinds geruimde tijd bekeren zich echter veel Dogon tot het Christendom en de Islam. Met name onder de jonge Dogon raken de traditionele geloofsovertuigingen steeds meer op de achtergrond.
In verschillende archeologische opgravingen in de rotsen van Bandiagara ontdekte men een cultuur, die naar de eerste vindplaats Toloy werd genoemd. Het begin van deze civilisatie wordt tussen de 4e en 2e eeuw v. Chr. gedateerd. De graanopslagplaatsen in de rotsen dateren uit deze vroege periode, maar ook latere culturen maakten hiervan nog gedeeltelijk gebruik.
Het onderzoek van de Universiteit van Utrecht documenteert dat sinds de 10e eeuw een nieuwe bevolking haar intrek neemt in het gebied van de Falaise. Deze nieuwe bewoners waren de Tellem, een naam die de Dogon hun gaven en letterlijk “wij vonden hen” betekent. Ook de Tellem maakten gebruik van wat reeds aanwezig was, met name de opslagplaatsen tussen de rotsen. Deze plek gebruikten ze voor het bijzetten van hun doden. Er zijn massagraven van meer dan 3000 individuen ontdekt. Overblijfselen van balken in de rotsen doen vermoeden dat de overledenen met behulp van touwen omhoog werden gehesen. Ook nu nog gebruiken de Dogon de grafgrotten als begraafplaats voor hun doden.
De eigenlijke oorsprong van de Dogon is niet helemaal duidelijk. De meeste wetenschappers vermoeden dat tussen de 10e en de 15e eeuw verschillende Dogongroepen op de vlucht voor de slavenhandel en de islamitische missionering in de Falaise zijn beland. Hun nakomelingen vermengden zich met de Tellem. Deze vermenging van culturen was zo intensief dat het zelfs deskundigen zwaar valt een duidelijk onderscheid tussen beide culturen aan te geven. Zo is het vrijwel onmogelijk te differentiëren tussen het vroege Tellem houtsnijwerk en de latere houtobjecten van de Dogon. Na een periode waarin de zich afwisselende Mali-rijken van invloed waren op het land van de Dogon, drongen vanaf 1883 de Franse koloniale troepen het gebied binnen en werd het ingelijfd bij de reusachtige kolonie Frans-West-Afrika. Door de omvangrijke veldstudies van de Franse etnoloog Marcel Griaule (1898–1956) was er in het begin van de jaren dertig veel interesse voor de Dogon. In het kielzog van het wetenschappelijk onderzoek ontwikkelde zich onder verzamelaars in Europa en Noord-Amerika een gestaag groeiend interesse voor kunstwerken en gebruiksvoorwerpen van de Dogon. In het jaar 1960 werd Mali onafhankelijk. Het land van de Dogon werd deel van een nieuwe staat.
Meer informatie over de thema’s maskers, sculpturen, architectuur, mythen en moderne tijd is te vinden op de website van de tentoonstelling: www.bundeskunsthalle.de/ausstellungen/dogon
fleursdumal.nl magazine
More in: African Art