Hank Denmore: Moord in lichtdruk (14)
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
veertien
Evelyne ging naar haar kantoor om het in het meisje gevonden plastic kokertje te laten onderzoeken door haar assistent Otto Winkler.
Evelyne deed de deur van haar kantoor open en ging naar binnen. Norma was juist bezig met koffie zetten. ‘Lust je ook een kop koffie?,’ vroeg ze.
‘Maar natuurlijk, graag.’
Norma bracht de koffie en vroeg aan Evelyne of ze verder nog iets voor haar kon doen.
‘Ja, roep Otto voor mij uit zijn laboratorium,’ zei Evelyne.
Otto was haar specialist in elektronica en was een begenadigd fotograaf. Zijn opleiding was er dan ook naar: Cum Laude ingenieur in elektronica, fototechniek-opleiding bij Leitz, Wetzlar, (de maker van de beroemde kleinbeeldcamera Leica) en de Höhere Photoschule in Keulen. Verder was hij vier jaren als speciaal agent werkzaam geweest bij de New Yorkse Politie. Zijn enige fout was dat hij kans zag om per opdracht een Leica onklaar te maken. De ene keer diende deze als kogelvanger, de andere keer om er iemand mee van zijn lijf te houden. Een Leica ligt nu eenmaal goed in de hand!
Een slordig geklede jongeman kwam fluitend het vertrek binnen. Lachend keek hij naar Evelyne.
‘Dag schatje, je zou een dollar geven om jou te zien, je laat ons hier lelijk in de steek,’ zei hij.
‘Gekkerd, doe niet zo mal,’ zei Evelyne met een warm gevoel, want ze mocht deze opgeruimde en altijd vrolijke jongen wel.
‘Ik heb iets eigenaardigs gevonden en jij moet er achter zien te komen wat het is,’ Ze vertelde hem het hele verhaal en vooral de ontdekking van de plastic zak en wáár ze die gevonden had. Ze wist dat, ondanks de vrolijkheid, Otto een buitengewoon nauwkeurig werker was. Alleen op zijn kleding mocht hij ook wel een beetje zorgvuldiger worden.
Met een ernstig gezicht had Otto geluisterd zonder een enkele aantekening te maken. Hij was een van die zeldzame mensen met een fotografisch geheugen. Evelyne gaf hem de hoes waarin ze de gevonden plastic zak had gedaan. Otto bekeek de korreltjes tegen het licht en fronste zijn wenkbrauwen.
‘Ik zal dit meenemen en bekijken,’ zei hij.
Dat bekijken bestond uit de korreltjes onderwerpen aan enkele zeer ingewikkelde proeven in de grote kamer die door iedereen laboratorium werd genoemd. Het laboratorium had een hardstalen toegangsdeur, die alleen met een speciaal gevormde sleutel geopend kon worden. Ramen waren niet aanwezig. Een aantal achter glas gemonteerde fluorescentiebuizen gaven een helder en schaduwloos licht. Een zeer gevoelig afgestelde airconditioning hield van de lucht de temperatuur, vochtigheid en verontreiniging binnen nauwkeurige grenzen. De vloer was van een speciale samenstelling, welke geen trillingen van andere flatbewoners en het New Yorkse verkeer doorliet. Het lab stond vol met allerlei geheimzinnig uitziende toestellen. Naast vergrotingskokers stonden gaschromatografen, broederlijk bijgestaan door kwartslampen en polarisatiefilters en een aantal niet nader te omschrijven dingen, die op roestvrijstalen tafels stonden.
Otto liep naar een van die tafels en nam een ondiep Schott-glazen schoteltje. Hierin schudde hij enkele van de gevonden korreltjes. Met een zeer fijn gepunt pincet nam hij een van de korreltjes op en liet dit voorzichtig zakken op een microscoopglaasje voorzien van een druppel canadabalsem. Hierop werd een tweede glaasje gelegd. Een binoculaire microscoop werd ingeschakeld en het preparaat werd in een daarvoor bestemd houdertje geklemd. Nu schakelde hij een kwartslamp in en richtte de lichtstraal op een draaibare spiegel die aan de microscoop was gemonteerd. Met zijn linkeroog keek hij door het oculair en draaide het lenzenstelsel tot het beeld scherp was. Met een gekarteld wieltje draaide hij de spiegel totdat er een bepaald beeld te zien kwam. Mompelend schudde hij zijn hoofd en schakelde de kwartslamp uit. Van een rek nam hij een booglamp en sloot deze aan. De microscoop werd op donkerveldbelichting omgeschakeld en weer keek Otto door het oculair. Hij lachte vergenoegd, het was zonder twijfel een korrel lichtgevoelig materiaal. Voor alle zekerheid nam hij een druppeltje foto-ontwikkelaar en liet dit op een tweede korrel vallen. Wat hij verwachtte gebeurde ook, de korrel verkleurde van bruin naar diepzwart. Toen nam hij nog enkele korreltjes en schudde die in een steriel hardglazen buisje en stopte dit in een gaschromatograaf. Otto wachtte enkele ogenblikken totdat een groen lampje oplichtte en zette toen de galvano-optische schrijver in werking. Na enkele seconden begon het apparaat te schrijven. Gedurende een paar minuten bleef het ding strepen op het langzaam doordraaiende papier schrijven. Toen gloeide een ander lampje op en klonk er een belsignaal. Otto liep naar het toestel en schakelde dit uit. Met de van het toestel afgescheurde papierstrook liep hij naar een Hell-schrijver, een toestel dat ook gebruikt wordt in de krantenwereld om foto’s via de telefoonlijn over te seinen. Deze machine stond in verbinding met de reusachtige computer van New York Police Headquarters. Hij draaide een geheim nummer en kreeg een van de vele agenten in speciale dienst aan de lijn.
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk