Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (30)
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
dertig
Sprookjes voor kinderen
‘Hee hallo.’
Willem Frederik Stermans, in literaire kringen ook wel Willempie Zwavelzuur genoemd, keek op. Naast hem stond een kleine kobold.
‘Wie ben jij?’
‘Ik ben Mannetje Maan,’ zei de kleine man. ‘Zo noemen de kinderen die van me dromen me. Of Puk.’
‘Zo, dag Puk,’ zei Willem Frederik.
‘Wie ben jij?’ vroeg Puk.
‘Noem mij maar Muk,’ zei Willem Frederik een beetje grimmig.
‘Dan hoeven we alleen nog maar op zoek naar Moortje,’ zei Puk.
‘Ken jij de verhalen van Puk en Muk en Moortje ook?’ vroeg Willem Frederik wat verbaasd.
‘Jazeker. ‘s Nachts vliegen hier vaak kinderen rond. Die komen voorlezen. Ze vertellen me verhalen.’
‘Ook de romans van Willem Frederik Stermans?’
‘Nee. Ik heb geen oor voor boeken voor grote mensen. Die zijn me meestal te zuur. Vertel me, wat doe je op de maan? Het is al lang geleden dat hier volwassen mensen zijn geweest. Heb je wat misdaan dat God je naar de maan heeft verbannen?’
‘Die ouwe zak wilde dat ik erkende dat hij echt bestaat.’
‘Hij bestaat toch ook?’
‘Maar ik heb het altijd ontkend. Ik zal nooit toegeven dat ik me vergis, want ik vergis me nooit.’
‘Dan zou je dus aan God gelijk zijn,’ zei Puk.
‘Hoe kan ik gelijk zijn aan iemand die niet bestaat?’
‘Ik ben bang dat je lijdt aan een gebrek aan verbeelding.’
‘Kan niet,’ zei Willem Frederik ‘Ik heb twintig boeken geschreven. Dikke pillen. Bestsellers.’
‘Die lijken me dan uiterst saai.’
‘Ze zijn veel geroemd.’
‘Misschien door mensen zonder fantasie,’ zei Puk. ‘Geef mij maar sprookjes voor kinderen. Daarin vind je de diepste gedachten.’
‘Ik schreef juist voor professoren. Voor mensen met hersens.’
‘Vakidioten bedoel je. Jammer. Ik had liever gehad dat je me een sprookje kwam vertellen.’
‘Je wordt op je wenken bediend,’ zei Willem Frederik.
Inderdaad. Een meisje van een jaar of acht was van de aarde naar de maan gevlogen en dartelde wat rond.
‘Hee lieverd, wie ben jij?’
‘Ik ben prinses Ariane van Oranje,’ zei het kind.
‘Ben je aan het dromen?’ vroeg Puk.
‘Ik droom dat ik naar de maan vlieg en dat ik een verhaal vertel aan Mannetje Maan.’
‘Vertel maar op.’
‘Toen ik nog niet geboren was, was ik een vlinder,’ vertelde het wicht. ‘In mamma’s buik was alles heel mooi. Een grote tuin met bloemen. Altijd hoorde ik klop klop klop.’
‘De klop op de deur, van Ina Boudier-Bakker, bah, dat boek leest niemand meer,’ zei Willem Frederik zuur.
‘Stil,’ zei Mannetje Maan.
‘En toen ontdekte ik wat het was,’ vervolgde het meisje. ‘Het was het hart van mijn moeder. Doordat het klopte, bleef alles in beweging en groeide alles. Daarom was alles zo mooi.’
‘Een mooi sprookje,’ zei Puk.
‘Ik vind er niks aan,’ zei Willem Frederik. ‘Het zou pas wat zijn als ik het zelf had geschreven.’
‘Dat kan niet,’ zei Puk. ‘Alleen kinderen kunnen zoiets bedenken. Grote mensen als jij vinden dit zo kinderachtig dat ze het niet eens kúnnen bedenken. Maar ik weet zeker dat er geen mooiere sprookjes zijn dan die over moeders en kinderen.’
‘Ik vlieg weer terug naar mijn bed,’ zei Ariane. Ze gooide hun een paar kushandjes toe en vloog, als een vallende ster zo snel, terug naar de aarde.
‘Ontroerend,’ zei Puk en keek het prinsesje na. Hij zag hoe ze door een raam van het paleis op de Dam naar binnen vloog.
‘Zij is een dochter van Maxima.’
‘Mooi hè,’ zei Puk. ‘Alles wat de koningin-regentes aanraakt, verandert in goud. Zelfs haar kinderen hebben gouden harten.’
‘Je praat of je haar kent.’
‘Zeker ken ik haar. Toen ze zelf nog een kind was, vloog ze hier ook vaak rond en vertelde ze mij haar dromen.’
‘Heb je hier ook wel eens echte mensen ontmoet? Volwassenen?’
‘Lang geleden. Een paar maanwandelaars. Ze hebben dit karretje achtergelaten. Ik heb met ze gesproken.’
‘Daar hebben ze nooit iets over verteld.’
‘Logisch. Jullie aardmensen zouden gedacht hebben dat ze waren gaan dazen. Maar ik ben blij met dit karretje. En die kijker van hen is heel goed. Ik heb de wereld goed kunnen bestuderen.’
‘En wat vind je ervan?’
‘Ze maken er wel een zootje van,’ zei Puk. ‘Een paar honderd jaar geleden sloegen de mensen elkaar ook de koppen in, maar sinds er auto’s rijden en er vliegtuigen zijn, stoken ze de hele aardbol op. Je ziet het leven verzuren.’
Voor Adriaan en de anderen: het volledige verhaal vanaf hoofdstuk 1…..HIER…..
Hoofdstuk 30 – Vrijdag 23 april 2010 (vervolg maandag)
Adriaan en de anderen verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis, ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht