Merel van der Gracht: Adriaan en de anderen (13)
Adriaan en de anderen
Een toekomstroman waarin de literatuur wordt gered
en het Huis van Oranje tot bloei komt
door Merel van der Gracht
dertien
De Rode Jehova’s
Koosje lag te soezen op Luuds tekentafel. Luud was druk bezig met de nieuwe tekeningen van zijn witkarren.
‘Schiet het op?’ vroeg Koosje verveeld.
‘Het nieuwe prototype is af. Met windpropeller.’
‘Waar is dat ding goed voor?’
‘Als het waait, kan het achterlicht branden op windenergie.’
‘En nu?’
‘Dat is al jaren de vraag.’
‘Als ik jou was, zou ik ermee naar het stadhuis gaan,’ zei Koosje. ‘Tenslotte moet je het voor je plannen van de ambtenaren hebben.’
‘Denk je dat Mandarijn het witkarrenplan een nieuwe kans geeft?’
‘Waarom niet? Met hem kun je alle kanten op als hij denkt dat het goed is voor het volk. Nee heb je, ja kun je krijgen.’
‘Je hebt gelijk,’ zei Luud die onmiddellijk weer in vuur en vlam stond. ‘Ik ga er direct heen. Binnen een paar uur ben ik terug.’
Koosje gaapte.
Met de tekenrol onder de arm stapte Luud naar het stadhuis.
De portier verwees hem naar de heer ingenieur Voeltjes.
Op de tweede verdieping vond hij de heer ingenieur Voeltjes, een kalende heer, met een gekweld uiterlijk waarop men kon aflezen dat zijn hoge functie geen kattenpis was, een baan die hem veel hoofdbrekens bezorgde.
‘U zult wel eens eerder van mijn witte fietsenplan en witkarrenplan hebben gehoord,’ begon Luud.
‘Is me niets van bekend,’ zei ambtenaar Voeltjes koeltjes.
Luud liet hem de tekeningen zien en vouwde de wat vergeelde krantenpagina’s open.
‘Ouwe troep,’ zei ingenieur Voeltjes met enig afgrijzen. ‘Dat is van ver voor mijn tijd. Dat moet nog van voor het Bakellende-tijdperk zijn.’
‘Van nog veel eerder,’ zei Luud. ‘De provotijd.’
‘Nooit van gehoord.’
‘Een dikke vijftig jaar geleden,’probeerde Luud. ‘Flowerpower, waterpijpen, de rellen op de Dam. Die tijd.’
‘Dat is dan een eeuw of zo voor mijn tijd. Toen ik op school zat, was geschiedenis als leervak al afgeschaft. Ballast.’
‘Mijn witte fietsenplan was heel revolutionair,’ probeerde Luud. ‘Toen.’
‘Toen,’ herhaalde de heer Voeltjes met afgrijzen. ‘Dus uit de tijd. Legt u mij eens uit wat uw échte bedoelingen zijn. Wat bedoelt u met revolutie?’
In enthousiaste bewoordingen ontvouwde Luud zijn herziene plan voor witte fietsen als hét stadsvervoermiddel en de oplossing van het fileprobleem op alle belangrijke wegen.
‘Allemaal fietsen waar maar één persoon op past?’ vroeg Voeltjes met enig afgrijzen.
‘Ja. Iedereen zo vrij als een vogeltje.’
‘Ik zie er niets in,’ zei de hooggeplaatste ambtenaar. ‘Het klinkt me allemaal veel te individualistisch. Ik vind het niets voor een maatschappij waarin we juist streven naar de inpassing van het individu in de gemeenschap. Mijn plan is de persoonlijke vervoersmiddelen af te schaffen. Fietsen in je eentje bevordert het individualisme. Iedereen alleen op een fiets, dat is tegen de tijdgeest. U weet dat de regering er voor is dat we alles samen gaan doen?’
‘Ik dacht juist dat het heel goed is voor de gemeenschap als iedereen gelukkig is,’ zei Luud.
‘Ik vind uw plannen subversief,’ zei de heer Voeltjes. ‘U met uw gepraat over revolutie, dat kan niet door de beugel.’ Hij drukte op de intercom.
Instinctief begreep Luud dat Voeltjes de Rode Jehova’s wilde waarschuwen, de pas opgerichte geheime politie, agenten die de voet net zo dwars voor de deur konden zetten als vroeger de Getuigen van Jehova, de nu verboden sekte. De Rode Jehova’s werden ingezet tegen alles wat vies en voos was en tegen alles wat de macht van premier Mandarijn en zijn marionetten kon ondermijnen.
Impulsief graaide Luud zijn spullen van tafel en vluchtte het stadhuis uit.
Net op tijd.
Hoofdstuk 13 – Woensdag 31 maart 2010 (vervolg donderdag)
Adriaan en de anderen door Merel van der Gracht
verschijnt op 7 mei 2010 bij Uitgeverij Compaan in Maassluis
ISBN: 978-94-903740-6-8, aantal pagina’s: 288, prijs: € 17,90
E-mail: merelvandergracht X kempis.nl ( X = @ )
kempis poetry magazine
More in: -Adriaan en de Anderen, Merel van der Gracht