William Shakespeare: Sonnet 148 in een nieuwe vertaling van Cornelis W. Schoneveld
William Shakespeare
(1564-1616)
THE SONNETS
Sonnet 148
O me! what eyes hath love put in my head,
Which have no correspondence with true sight,
Or if they have, where is my judgment fled,
That censures falsely what they see aright?
If that be fair whereon my false eyes dote,
What means the world to say it is not so?
If it be not, then love doth well denote,
Love’s eye is not so true as all men’s: no,
How can it? O how can love’s eye be true,
That is so vexed with watching and with tears?
No marvel then though I mistake my view,
The sun it self sees not, till heaven clears.
O cunning love, with tears thou keep’st me blind,
Lest eyes well-seeing thy foul faults should find.
Sonnet 148
O liefde! wat doe jij mijn ogen aan,
Die niet meer meezien met het ware zicht,
Of wat heb je anders met mijn brein gedaan,
Dat wat zij juist zien van bedrog beticht?
Is ’t zuiver, waar mijn valse oog mee dweept,
Waarom is ’t gros het daar dan niet mee eens?
Is ’t vals, dan wordt door liefde onderstreept
Dat ’t liefdesoog meer dwaalt dan iedereens:
Hoe nu? Geeft waarheid licht in ’t liefdesoog,
Zo zeer door tranen en gestaar belaagd?
Niet vreemd dan, als mijn inzicht mij beloog,
De zon is ook blind, tot een blauw zwerk daagt.
O sluwe liefde, jij houdt mij met tranen blind,
Opdat geen welziend oog jouw streken vindt.
Vertaling Cornelis W. Schoneveld
(november 2012)
kempis.nl poetry magazine
More in: Shakespeare, Shakespeare, William