Joep Eijkens: Het verloren paradijs van Rik Wouters
Joep Eijkens
Het verloren paradijs van Rik Wouters
Rik Wouters (1882-1916) liet een bijzonder rijk oeuvre na. Een hoofdrol was daarin weggelegd voor zijn vrouw Nel – een ware muze. De Belgische schilder/beeldhouwer stierf op 33-jarige leeftijd in Amsterdam.
Als het om de periode gaat van zeg het einde van de 19e eeuw tot nu, zijn er niet bijster veel kunstenaars die me echt boeien. Zo sterk is dat gevoel zelfs dat ik me soms afvraag of ik wel geïnteresseerd ben in moderne beeldende kunst. In vergelijking daarmee is er naar mijn idee veel meer te beleven in de muziek en literatuur. Om nog te zwijgen van de fotografie.
Zeker, ik kan ook genieten van het werk van Matisse en Hockney – om maar een paar grote namen te noemen – maar ik wil niet ‘alles’ van hen zien of weten. Er zijn wat mij betreft eigenlijk maar drie kunstenaars voor wie dat wel geldt. En één van hen is Rik Wouters.
Ik was dan ook blij verrast te lezen dat bij De Bezige Bij een omvangrijke biografie over deze Belgische kunstenaar verschenen was. Het meer dan 500 pagina’s tellende boek werd geschreven door Eric Min die al eerder naam maakte met ondermeer zijn biografie van James Ensor.
Dubbele biografie
Bij fotoboeken kun je er bijna vergif op innemen dat er binnenin weinig goeds valt te verwachten als het boek al slecht vormgegeven is. Bij literatuur en non-fictie ligt dat vaak anders. Maar Rik Wouters. Een biografie maakt al aan de buitenkant nieuwsgierig naar de inhoud. Op de voorkant van het stofomslag staat een mooie foto van Rik Wouters en zijn vrouw Nel – zijn grote liefde én model – in wat misschien wel hun glorietijd was. Niet voor niets is de voorkant goudgeel – maar de echte verrassing zit aan de binnenkant (en op de harde cover): een prachtige snelle schets van Nel, ongeneerd wijdbeens achteroverliggend in een strandstoel, wie weet even uitrustend van het poseren.
Je zou kunnen zeggen dat Eric Min eigenlijk een dubbele biografie heeft geschreven, want de levens van de schilder/beeldhouwer en zijn model waren onverbrekelijk met elkaar verbonden. Ik denk zelfs dat Rik Wouters op de eerste plaats dankzij zijn Nel de grote kunstenaar is geworden die hij was. Haar vrouwelijkheid en lichamelijke schoonheid vormden een onuitputtelijke inspiratiebron voor hem, of ze nu naakt voor hem poseerde of bezig was met de strijk of zat te lezen. En hoewel hij daarnaast tal van andere onderwerpen vond in de hem omringende werkelijkheid, zou zijn oeuvre lang niet zo groots zijn geweest zonder al die tekeningen, schilderijen en beeldhouwwerken waarvoor Nel model stond.
‘Chère Moeke’
Rik Wouters werd in 1882 geboren te Mechelen als zoon van een houtbeeldhouwer/meubelmaker. Zijn vader zag hem het liefst hetzelfde ambacht uitoefenen en hoewel het even die kant op leek te gaan, volgde de zoon toch zijn eigen weg. Amper vijftien was hij toen hij zich – kort na de dood van zijn moeder – aanmeldde voor de avondlessen aan de Mechelse Academie voor Schone Kunsten. Kennelijk buiten medeweten van zijn vader die hem overigens al snel toestemming gaf om het dagonderwijs te volgen. Eric Min: ‘Het staat vast dat Wouters al in zijn tijd op de Mechelse academie als een bezetene heeft gewerkt.’
Het was in de lente van 1902 dat hij Nel Duerinckx leert kennen. Dat gebeurt in Brussel waar de jonge kunstenaar inmiddels is komen wonen en op de academie zit. Hij is 19, zij 16 en het is liefde op het eerste gezicht. ‘Uit welk schilderij ben je gestapt?’ zegt hij – een zeldzaam mooie openingszin. ‘Chère Moeke’ noemt hij haar in zijn mengeltaal van Vlaams en Frans.
Het stofomslag wordt gesierd door een foto van Rik en Nel Wouters, ca 1907-08
Armoede
Na het beëindigen van zijn militaire dienst in het najaar van 1904 betrekt het jonge stel een woning met atelier in Watermaal (tegenwoordig een gemeente die deel uitmaakt van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Het jaar daarop trouwen ze. Nog geen maand later dwingt puur geldgebrek hen om tijdelijk onderdak te vinden bij Riks familie in Mechelen. Vijftien maanden duurt hun ‘ballingschap’ en het doet de liefde geen goed. Los van elkaar keren ze terug naar Brussel, waar Rik tijdelijk werk vindt in een porceleinfabriek. De armoede blijft hen achtervolgen als ze een woning hebben gevonden in de Brusselse randgemeente St.Joost-ten-Node. ‘Nel en Rik leven samen in het atelier, waar de vrouw van vlees de concurrentie van haar inhalige rivale de kunst moet dulden’, schrijft Min. Hoewel ze veel ziek is, staat Nel zowel model bij Rik als bij een schatrijke, adellijke society-kunstenaar – dat laatste om geld in het laatje te brengen. Het is deze graaf die het voor hen ook mogelijk maakt om in 1907 te verhuizen naar het landelijk gelegen Bosvoorde, nabij Watermaal.
Daar, wonend temidden van bezembinders, klompenmakers en ander arm volk, beleefden Rik en Nel Wouters paradijselijke tijden.
‘Het zotte geweld’
Zeker, financieel bleef het moeilijk – ook al was er enige steun van een Brusselse galeriehouder – maar Wouters had alles wat hij wilde om zich heen om dag in dag uit, van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat te werken, te scheppen. Aanvankelijk leek hij zich op de eerste plaats te ontwikkelen tot een beeldhouwer, maar tekenen en schilderen werden gaandeweg steeds belangrijker, en uiteindelijk zouden tekeningen en schilderijen ook de hoofdmoot van zijn nalatenschap vormen.
Daar moet dan wel meteen aan toegevoegd worden dat beelden als ‘Huiselijke zorgen’ en ‘Het zotte geweld’ tot de hoogtepunten van Wouters’ oeuvre horen. Zowel de beroemde danseres Isadora Duncan als Nel was de inspiratiebron voor laatstgenoemd beeld, voorstellende een meer dan levensgrote, wild dansende naakte vrouw. Ongelooflijk om te lezen dat er vier jaar lang aan gewerkt is aan dit beeld – en dat het tot op de dag van vandaag een grote levendigheid heeft behouden, alsof de meer dan levensgrote naakte danseres nog altijd haar grandioze beweging maakt. ‘Het leven kwam zelf trillend te voorschijn uit de homp aarde’, schreef Nel over de wordingsgeschiedenis waarin ze voor zichzelf een hoofdrol opeist. ‘De laatste gedachte aan Isadora Duncan werd uitgewist. Het beeld was pure levensvreugde geworden, en het gaf uiting aan de energie waarmee Rik eraan werkte’.
Terugblik
‘La vierge folle’ heet het beeld in het Frans. En die ‘dwaze maagd’ komt ook terug in de titel van een nooit gepubliceerd manuscript waarin Nel terugblikt op haar leven met Rik Wouters. Eric Min heeft dit manuscript als bronmateriaal gebruikt, net zoals haar geautoriseerde monografie La Vie de Rik Wouters à travers son oeuvre (1944). Maar hij doet het begrijpelijkerwijze met de nodige reserve, want de schrijfster vertelt het verhaal vanuit haar eigen ‘dwingend’ perspectief.
Gelukkig stonden de biograaf diverse andere bronnen ter beschikking, waaronder talloze niet eerder gepubliceerde – vaak prachtige – brieven van Rik en Nel zelf en van diverse bevriende kunstenaars, critici en schrijvers. Ook kunstrecensies worden dankbaar en uitvoerig geciteerd – soms iets te uitvoerig naar mijn smaak – en zo krijgen we een veelzijdig beeld, waarin Wouters ook steeds geplaatst wordt in de context van zijn tijd.
Dramatische wending
Is die context aanvankelijk voor een belangrijk deel cultuurhistorisch, dat verandert rigoureus met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. Het leven van Rik Wouters neemt dan een dramatische wending. Het moet iets vreselijks voor hem geweest zijn om zijn paradijs en zijn geliefde in Bosvoorde te moeten verlaten om als dienstplichtig soldaat ten strijde te trekken.
Maar hij overleefde de hopeloze verdediging van Luik en de val van Antwerpen. Vond Nel als vluchtelinge onderdak bij vrienden in Scheveningen, Rik kwam als krijgsgevangene in Amersfoort terecht en vervolgens in Kamp Zeist.
‘In het kamp is weinig meer te melden dan hoofdpijn, kou en rook uit honderd pijpen’, parafraseert Min een brief die Rik Wouters op 16 november 1914 schreef aan Nel. Die ‘hoofdpijn’ speelt hem al enige jaren parten en wordt er niet minder op. ‘Al drie dagen lang kan hij niet scherp meer zien, en de bruten uit zijn barak trekken er zich niks van aan’. En hij zou zo graag weer gaan tekenen en schilderen…
Hoewel Nel gelukkig niet lang daarna in zijn buurt kon komen wonen en Wouters steeds meer vrijheid kreeg om ook buiten het kamp te leven en te werken, moest zijn eigenlijke lijdensweg nog beginnen. Na de diagnose van een ernstig ontstoken kaakholte volgt begin 1915 een reeks pijnlijke operaties en andere medische ingrepen in Utrecht. Terug uit het ziekenhuis probeert Wouters de draad weer op te pakken. Hij plaatst zelfs een advertentie in het Amersfoortsch Dagblad/De Eemlander waarin hij vraagt om een ‘Ruime, lichte Kamer (..) voor Atelier’. Zeker, hij heeft af en toe nog wel last van hoofdpijn en moet een bril dragen, maar hij wil tekenen, wil boetseren, scheppen.
Zwarte ooglap
In juni 1915 verhuisden Rik en Nel naar Amsterdam waar ze – mede dankzij welgestelde Nederlandse vrienden – een appartement konden huren aan de Derde Kostverlorenkade. ‘Vrijwel alle Amsterdamse schetsen zijn in en vanuit dit huis gemaakt’, schrijft Min, ‘in een observatiepost die iets weg heeft van Ensors zolderatelier op de hoek van de Vlaanderenstraat in Oostende’. En Wouters maakte heel veel tekeningen en aquarellen: van alles en iedereen die hij voorbij zag gaan, maar ook van Nel, altijd maar weer Nel.
En dan te weten dat zijn lichaam steeds verder afgebroken wordt. In oktober – na een eerste voorlopige diagnose van kanker – wordt hij opnieuw geopereerd en ontwaakt hij met een vreselijk toegetakeld gezicht dat Nel met schrik en afgrijzen vervult.
Maar zelfs daar in het ziekenhuis maakt hij schetsen van zijn mede-patiënten en van zichzelf. En terug thuis gaat hij ook weer schilderen en maakt zijn beroemde ‘Rik met de zwarte ooglap’, een zelfportret in pyjama. ‘Het is’, schrijft Min, ‘de tronie van een galeiboef of een beulsknecht die ons uit zijn ene, vermoeide oog aankijkt – ecce homo, zie de mens die lijdt en langzaam dood gaat’.
Laatste schilderij
Maar Rik Wouters is nog niet dood. In januari en februari 1916 krijgt hij een grote overzichtstentoonstelling in het Stedelijk Museum. Er is ook een mooi interview bewaard gebleven dat Maria Viola, kunstredactrice van het Algemeen Handelsblad, met de doodzieke kunstenaar had. ‘Ik werk als ik kan; was ‘k aldoor gezond geweest dan had ‘k véél meer gedaan’, noteert ze uit zijn mond. ‘Prachtstad hier, ik leef er gelukkig, als God me gezondheid geeft, dat ‘k kan bezig blijven’.
Met groot inlevingsvermogen en met tal van ontroerende details beschrijft Min in de daaropvolgende 25 bladzijden de laatste maanden van het leven van de kunstenaar. Hoe hij werkt aan zijn laatste zelfportretten, hoe hij – althans volgens de memoires van Nel – aan zijn laatste schilderij ‘De Schelvis’ werkt en op zeker moment zijn penselen en palet weggooit met de woorden ‘Ik zie niet meer!’ En ook hoe hij zich op zijn sterfbed over laat halen tot een kerkelijk huwelijk met Nel die hij kort tevoren tot enig erfgename heeft benoemd.
Rik Wouters overleed op 11 juli 1916 in aanwezigheid van zijn vader en zijn vrouw. Hij werd begraven in Buitenveldert. Het zou niet zijn laatste rustplaats zijn: die vond hij in 1924 in zijn geliefde Bosvoorde.
Op de linkerflap en op de harde cover staat deze snelle schets die Rik van Nel maakte rond 1909
Een triest leven
Terecht laat Eric Min zijn verhaal niet eindigen met de dood van zijn hoofdpersoon. Je zou, schrijft hij, een apart boek kunnen maken over het leven van Nel. In plaats daarvan wijdt hij er zijn laatste hoofdstuk aan.
De nog geen 30 jaar oude weduwe had in 1916 nog een lang leven voor zich. Eigenlijk een heel triest leven. Ze hertrouwde met een man die haar krankzinnig wilde laten verklaren, vreesde door hem vermoord te worden, raakte zwaargewond (zelfmoordpoging?) en wist zich uiteindelijk uit deze destructieve relatie te bevrijden.
Een derde huwelijk was gelukkiger, hoewel ze ook daarin zware tijden beleefde met een adoptiefzoon die het criminele pad op ging. Voeg daarbij de jarenlange juridische strijd met de ooit zo vriendelijke Brusselse galeriehouder over de nalatenschap van Wouters, dan kan men zich iets voorstellen van de ellende die de vrouw mee heeft moeten maken.
Nel Wouters overleed op 11 augustus 1971. In het rouwbericht stonden – naast de namen van de kleinkinderen – alleen de namen van haar eerste en haar derde man. En die van Rik Wouters met de grootste letters.
Munch en Bacon
Aan het begin van dit artikel had ik het over drie kunstenaars die mijn speciale belangstelling hebben. Naast Rik Wouters zijn dat Edvard Munch en Francis Bacon. Ik geef onmiddellijk toe dat die twee – hoe onderling verschillend ook – meer gemeen hebben met elkaar dan met Wouters. Zo spelen in hun werk melancholie, eenzaamheid en dood een grote rol. Rik Wouters zou je eerder een verheerlijker van het leven kunnen noemen, iemand die op de eerste plaats overal schoonheid zag in de hem omringende werkelijkheid. Zelfs als hij alle reden had tot zelfbeklag.
Overigens besef ik ook wel dat de beperking tot het genoemde trio betrekkelijk is. Zo ga ik misschien ook nog eens die biografie lezen die Eric Min schreef over James Ensor – zowel vanwege diens werk als merkwaardige levensgang. En, o ja, Balthus hoort er eigenlijk ook bij.
Rik Wouters. Een biografie. Door Eric Min. De Bezige Bij. Isbn 978-90-8542-174-0. Prijs € 39,90.
fleursdumal.nl magazine
More in: Historia Belgica, Joep Eijkens