Hank Denmore: Moord in lichtdruk (46)
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
zesenveeertig
Het was een uurtje later dat bij Evelyne de telefoon rinkelde. Greener vertelde in het kort van de ontploffing en gaf haar het adres. Toen ze met Otto en Tom bij de opgeblazen wagen arriveerde waren er al tientallen kijklustigen, die door agenten achter een haastig gespannen afzetting werden gehouden. Inspecteur Greener zag ze aankomen en wenkte een agent om ze door te laten.
‘Wat een rotzooi, die hebben een bom gebruikt, groot genoeg om het hele Empire op te blazen.’
‘Hoeveel mensen zaten in de wagen Sidney?,’ vroeg Evelyne.
‘Volgens Lower East had de chauffeur alleen onze drie man ingeladen, dus met de chauffeur mee vier man.’
Evelyne liep naar de met sterke schijnwerpers belichte restanten van de cabine.
‘Maar zo te zien was de chauffeur vóór de ontploffing uit zijn cabine gestapt. De zittingen zijn volkomen schoon, nergens zijn bloed of mensenresten te ontdekken. Dan zal de chauffeur in het complot zitten. Weet je al van hoeveel mensen de resten zijn gevonden. Als ik op mijn intuïtie afga, zal je de resten van twee mannen vinden.’
‘De chauffeur moet een vreemde zijn, want volgens de agent die de gevangenen aan hem overdroeg had hij het over een wedstrijd van de Mets, die hij vanavond wilde zien. Maar de Mets zijn vorige week voor een rondreis naar Europa vertrokken.’
‘Volgens mij heeft hij Tino laten gaan en de rest opgeblazen, nou ja, meestal staat opgeruimd netjes, maar ze hebben er nu wel een smeerboel van gemaakt.’
Otto kwam naar Greener toe en vroeg of ze de restanten mochten onderzoeken, dat mocht en samen met Tom ging hij de puinhoop bekijken. De witgejaste mensen van het mortuarium waren al enige tijd bezig en hadden enkele zakken gevuld met menselijke restanten. Op de vraag van Tom zei een van hen dat ze restanten van minstens één man hadden gevonden. Opeens liep Otto hard weg en ging tegen de stoeprand staan overgeven, bij het omdraaien van een stuk zitbank keek hij in de opengesperde ogen van een net onder de neus afgesneden moot van een hoofd. Een witjas liep naar de resten van de zitbank en keek onverschillig naar de menselijke moot: ‘Dat is van nummer twee,’ zei hij onverschillig. ‘Het andere hoofd hebben we al gevonden.’
Greener keek naar Evelyne: ‘Ik denk dat je gelijk krijgt, er zijn tot nu toe de resten van twee mannen gevonden.’
Na meer dan een uur zoeken en vergaren van afgerukte ledematen en slierten van door de enorme luchtdruk uit het ongelukkige stel geperste ingewanden, waren er geen aanwijzingen dat er een derde slachtoffer moest zijn. Toen een van de coroner-assistenten met een voorwerp naar de dienstwagen liep en een toeschouwster passeerde, viel deze flauw. De man droeg met twee handen een schoen, toen ze naar de man keek zag ze een net onder de knie afgerukt been, compleet met een zwarte sok, uit de schoen steken.
Nadat zoveel mogelijk de menselijke resten uit het wrak waren verwijderd, waagde ook Evelyne zich aan een nader onderzoek van de wagenresten.
Voorzichtig klom ze in de laadbak en onderzocht deze nauwkeurig. Ze lichtte flarden staalplaat op, draaide opengescheurde zitbanken om, maar vond niets van belang.
Ook Tom en Otto speurden naarstig in de overblijfselen, behalve plakkerige roodgekleurde metaaldelen van wanden en plafond vonden ook zij niets wat kon helpen bij het vinden van nummer drie. De restanten moesten in het forensisch lab worden onderzocht om uitsluitsel te krijgen wie er, behalve de chauffeur, nog werd vermist. Een beetje teleurgesteld stonden de drie in wat er van de laadruimte was overgebleven. Voor ze wilde weggaan keek Evelyne nog eenmaal rond en zag iets in een van de afgerukte stalen buizen glinsteren. Nieuwsgierig bukte ze zich en raapte een klein sleuteltje op. Door de vreemde vorm van het sleuteltje kon ze het niet thuis brengen. Ze riep haar twee assistenten erbij en liet ze het rare sleuteltje zien. Het was geen baard- en ook geen Yalesleutel, ze had dit model nog nooit gezien. Otto schudde met zijn hoofd, hij kon het ook niet thuis brengen.
Toen ze het aan Tom gaf draaide die het sleuteltje een paar maal om en keek naar het ingeperste logo: ‘Ik denk dat ik weet waar dat gebruikt wordt. IBM heeft eens een supercomputer gemaakt en de hoofdprocessor kon bij het foutzoeken met zo’n soort sleuteltje in- en uitgeschakeld worden. We moeten in een groot computercentrum gaan zoeken, onze computer is niet van die mogelijkheid voorzien.’
Evelyne keek rond naar Greener en zag die net in zijn dienstwagen stappen. Ze riep hem en liet het sleuteltje zien. Hij liet ze in de wagen stappen. Ze vertelde hem wat Tom ervan dacht.
‘Ja Evelyne, ik weet wat je denkt, maar ik heb in Harrisburg nog steeds niets te zoeken. Van mij mogen jullie daar gaan snuffelen, als Sperry dat ten minste toelaat. Ik zal naar Sperry bellen en de zaak uitleggen, misschien helpt dat om binnen te komen.’
‘Gaan jullie nog achter Tino aan? Volgens mij zit die jullie ergens uit te lachen.’
‘New York is een grote stad Evelyne en jammer genoeg is Johnny the Muck er niet meer. Hij had ons misschien iets meer kunnen vertellen. Nu moeten we maar afwachten, we kunnen niet een paar honderdduizend woningen gaan doorzoeken.’
‘Ik denk dat we het tot een paar woningen kunnen beperken, om te beginnen die waar al onze moorden hebben plaatsgevonden. Volgens mij komen we dan al een eind in de goede richting.’
‘Als Tino inderdaad een KGB-agent is zal hij nu al wel New York uit zijn. Ik denk dat we bij hem achter het net vissen. Alle havens en vliegvelden laten bewaken is op zo’n korte termijn niet mogelijk en als we langer wachten heeft hij teveel voorsprong en halen we hem helemaal niet meer in. Gaan jullie maar naar Harrisburg dan zorg ik voor het forensisch onderzoek en weten we met zekerheid wie er ontbreekt.’
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk