Ed Schilders: Het monster van de oorlog
HET MONSTER VAN DE OORLOG
door Ed Schilders
De Eerste Wereldoorlog. Nederland bleef neutraal, wat zoveel betekende dat we niet in oorlog waren maar ‘gemobiliseerd’. Het is de tijd van miliciens, landweermannen, en rijwielbataljons die onze landsgrenzen bewaken. Ook toen al waren dat ‘onze jongens’. Onderschat ze niet. ‘Daar komen de jongens van Holland ’an’ is zowel de titel als de beginregel van een marslied, en de tweede regel rijmt daarop met ‘De grond en de huizen, ze trillen er van’. Het eindigt zo: ‘Zij vechten niet graag, maar alleen als het moet,/ Dan slaan zij er op, en dan vechten zij goed.’ De samenstellers van de bloemlezing Het monster van de oorlog hebben deze liedtekst opgenomen als een voorbeeld van ‘gezagsgetrouwe’ lyriek, en wel uit de in 1915 ‘op last van den Minister van Oorlog’ uitgegeven Zangbundel voor het Nederlandsche Leger.
Verreweg het overgrote deel van de bloemlezing valt gelukkig niet onder die departementale noemer van gezagsgetrouwheid. Mogen de gruwelen van Verdun en Ieper aan ons land voorbij zijn gegaan, de ‘Grote Oorlog’ was ook een tijd van armoede en werkloosheid, van broodkaarten en aardappelnood, van dienstweigeraars en in het gevang uitgeboet pacifisme. Er is vrijwel geen aspect van die in het nauw gebrachte samenleving of het is door dichter of cabaretier, door revue-artiest of straatzanger indertijd bezongen, en nu in Het monster van de oorlog gebloemleesd. De samenstellers hebben gekozen voor een brede interpretatie van ‘lyriek’, en hun bundel wordt daardoor wat de literaire kwaliteit aangaat onevenwichtig. Van J.C. Bloem tot de anonieme straatzanger. In het algemeen geldt voor deze verzameling echter: hoe dichter bij de straat, hoe indringender het uitzicht op het leven in gemobiliseerd Nederland. Want moest Gorter nou zo nodig geplukt worden voor deze ruiker? Of de ode aan de Franse maarschalk Joffre, een gedicht dat Marsman zelf al verdacht van ‘pathetiek’? Wij hebben nu eenmaal niet in de loopgraven liggen trillen. Wij hebben geen klassiekers als John McCrae en zijn klaprozen in Vlaanderen. Maar Nederland had wel honger en dienstweigeraars. We hadden Speenhoff (de Bob Hope van de landweermannen), Pisuisse, Charivarius, en Dirk Witte, wiens zwangere Jopie (uit ‘De peren’) helaas niet in de bloemlezing figureert, maar die keurig wordt vervangen door de meisjes in de Scheveningse duinen. Want ook daar kwamen de jongens. En vooral: de liedjes die op straat gezongen en verkocht werden door anoniem gebleven scharrelaars. Het is toch voornamelijk die alledaagsheid, het leven met aardappelnood, rats en kuch, en ‘per dag ’n kwart ons/ Vet van oude zilverbons’, die Het monster van de oorlog tot een bijzondere bloemlezing maakt.
Rob Kammelar e.a. (red.): Het monster van de oorlog – Nederlandse liedjes en gedichten over de Eerste Wereldoorlog – Nijgh & Van Ditmar – ISBN 90 388 0020 7
Eerder gepubliceerd in de Volkskrant
Ed Schilders: Het monster van de oorlog
k e m p i s p o e t r y m a g a z i n e
More in: Ed Schilders, POETRY ARCHIVE, WAR & PEACE