Willem Kloos: 3 gedichten
W i l l e m K l o o s
(1859-1938)
O Dood-zijn, liggend in een kist
O Dood-zijn, liggend in een kist, verterend
Langzaampjes aan, o eeuwig-eenzaam stom
Klein stil gelaat, op ‘t witte kussen, kerend,
Schoon ‘t Liefste u smeken zoude, u nooit meer om.
O, Mensdom, dat niet wil blijven stil lerend
Van Uw-Zelfs innerlijkste Zelf, o dom,
O, dom ja, daar ge u-zelf vernerend, krom,
Moest buigen voor ‘t groot Zijn, dit Al beherend.
‘n Mens-leven is een heel traag sterven gaande
Naar ‘t groot geheim, waarvoor elk wezen beeft,
De dood, een grijns, die goedig steeds blijft slaande,
Omdat de dood weet dat een ziel niet beeft
Voor ‘t hoog-klaar triomfantelijkst Aanstaande,
Daar al wat leeft waarachtig eeuwig leeft.
Graf-Paleisje
Ik maak van al de mensjes, die ik liefde,
Beeldjes, die ‘k ópzet in mijn hersenkas, –
Bleek en beweegloos, als gebootst uit was,
Staan ze, – stil doden-huisje van mijn Liefde;
En slag op slag, die dit mijn hart doorkliefde
Is daar gegriffeld, aan de wand, in kras
Bij kras van letters, die geen sterfling las
Dan ik, – vreemd doden-boekje van mijn Liefde:
Maar, midden in, prijkt hoog mijn Hart geheven,
Glorie van doods-kou, met de haat en ‘t lieven
Van ál dode uren, als een urn vol sintelen;
En buiten-op staat in de poort gedreven:
Laat nooit uw oog in andrer oog weertintelen,
Want twee mensen-ogen liegen als twee dieven.
Ik zal mooi dood-gaan
Ik zal mooi dood-gaan, als een vlammend vuur,
Dat ééns nog flikkerde in zijn schoonste gloed,
Eer ‘t gans geblust was. Want als enig goed,
Rest mij de schoonheid nog, een korte duur.
Hoe zalig is dat nu, wanneer ik tuur
Naar mijn gedachten in hun brede stoet,
Die álle schoon zijn, en niet één die doet,
Of zij wou vlieden uit Mijn hoog Bestuur.
Wat is dat goed, de grote rust van God,
De heerlijkheid eens kunst’naars, en ‘t geluk
Van mens, verenigd in één ogenblik!
Ik ben nu verder koud voor mijn aards lot:
Der aarde vreugden sterven, maar ik druk
Mij-zelf aan mijne borst, en lach noch snik.
Willem Kloos: 3 gedichten
kempis poetry magazine
More in: Kloos, Willem