Hank Denmore: Moord in lichtdruk (40)
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
veertig
Argwanend werd in Harrisonstreet de deur door Antonio geopend en na vertoon van het huiszoekingsbevel ging hij Thomas en de rechercheur voor naar de met dure opzichtige meubels volgestopte kamer waar Garcioli resideerde. Op de vraag naar zijn wapen en wapenvergunning ontsloot deze een wandkast en overhandigde hem na enig zoeken het gevraagde. Het pistool was inderdaad een Russische Makarov en niet voorzien van een serienummer. Thomas noteerde het merk en omschreef zo goed mogelijk het wapen. Bij nadere inspectie zag hij dat het pistool gebruikssporen aan loop en kolf had, dus het pistool was niet nieuw. Hij vroeg aan Garcioli naar de herkomst van het wapen, maar die haalde zijn schouders op.
Toen Thomas zei dat de herkomst bekend moest zijn anders zou hij het wapen mee moeten nemen, haalde Garcioli nogmaals zijn schouders op. Zonder protest van Garcioli pakte Thomas het wapen in en gaf hem een reçu. Toen hij de deur al half geopend had draaide hij zich plotseling om en keek Garcioli recht in de ogen: ‘Kan het zijn dat u dit pistool van ene Tino Vandezzi heeft gekocht?’
De kleine gangsterboss gooide het vettig glanzende haar zonder enige reden achterover en zei na een voor leken niet waarneembare pauze: ‘Tino, die ken ik niet, dus kan ik daar ook niks gekocht hebben.’
Thomas knikte en vertrok met de rechercheur. Terwijl de rechercheur de radiowagen bekwaam door het verkeer loodste zat Thomas rustig na te denken. Dat Garcioli loog dat het gedrukt stond was voor hem duidelijk. In zijn diensttijd bij de politie had hij al zoveel verdachten ondervraagd dat deze gangster hem geen rad meer voor ogen kon draaien. Hij zou Greener vragen om een huiszoekingsbevel voor de Coconutbar.
De inspecteur luisterde aandachtig naar het relaas van Thomas en vroeg meteen aan de D.A. om een huiszoekingsbevel. Toen hij dit via een motorkoerier ontvangen had, ging hij met Thomas naar de Coconutbar. De twee waren in de Coconut geen onbekenden en de zwarte barman belde al naar Tino toen hij ze zag binnenkomen. Amper leunden ze tegen de bar of Tino kwam hen al tegemoet gelopen.
‘Waarmee kan ik de heren van dienst zijn, een borrel mag natuurlijk niet in diensttijd?’
‘Je kunt ons je inklaringsvergunning van die Russische pistolen laten zien.’
Tino slikte haast onmerkbaar en vroeg quasi verbaasd: ‘Russische pistolen, maar hoe komen jullie op dat idee?’
‘Tino, klets geen onzin, laat ons dat formulier maar zien, daarvoor zijn we hier gekomen.’
‘Hebben jullie daar het recht toe, inklaringspapieren vallen toch onder de douane?’
Greener wapperde met het huiszoekingsbevel, maar Tino wilde het lezen, dus gaf Greener het hem in handen. Tino had zo tijd gekregen om razendsnel na te denken. Waren ze iets op het spoor, was dit naar aanleiding van die fotograaf bij de begrafenis van Arabella?
Hij wist dat de douane geen kopieën van inklaringen bewaarde. Hoe kwamen ze dan aan die wetenschap?
‘Ik zal wel even moeten zoeken of ik die vergunning kan vinden.’
‘Aha, je hebt dus toch een vergunning gehad, zeg dat dan meteen.’
Toen Tino na zeker tien minuten terug kwam, bleek hij het warm te hebben. Hij wreef tenminste met een zijden zakdoek zijn nek droog.
De inspecteur zei niets maar Tino had hem naar de zakdoek zien kijken. Verdomme, maak nou geen fouten, dacht hij geërgerd.
‘Alstublieft inspecteur, de invoervergunning.’
Greener las de vergunning, die bleek voor vijf pistolen te zijn afgegeven. Thomas las over zijn schouder mee en wees zwijgend en zonder dat Tino het kon zien naar het verouderde stempel, de inspecteur knikte. Zoetsappig vroeg hij om te pistolen te kunnen zien.
Tino ging het tweetal voor naar zijn kantoor en nodigde hen uit te gaan zitten. Hij opende met een sleutel een lade van het bureau en haalde daar vier pistolen uit, drie Russen en een Belg. Op geen van de drie Russische wapens was een serienummer aanwezig. Het Browning FN-pistool had het nummer dat op de vergunning was ingevuld. De FN was nieuw en zat nog in het originele oliepapier gewikkeld. De drie Russen waren duidelijk gebruikt en waren in nieuwe droge poetslappen gewikkeld.
‘Waar is het vijfde pistool?’, vroeg Greener.
‘Vijfde pistool?’, zei Tino verbaasd. ‘Dat heb ik verkocht aan een toevallige barbezoeker.’
‘Dus jij verkoopt een pistool aan iemand die je niet kent en zonder de naam van die geheimzinnige bezoeker te noteren? Heb je een nota van die verkoop?’
Meewarig lachte Tino: ‘Maar inspecteur, je kunt wel merken dat jullie ambtenaren zijn. Een pistool verkoop je toch niet met een notarisakte, dat gaat handje, contantje. Bovendien, als ik de naam van die vent kende was het toch geen geheimzinnige meer.’
‘Spaar me je listigheden Vandezzi, je bent duidelijk in overtreding. Elke wapenverkoop moet officieel geregistreerd worden. Ik neem deze wapens voorlopig mee voor een nader onderzoek. Zorg maar dat je die registratie rond krijgt, anders ben je alles voorgoed kwijt.’
Terwijl de inspecteur en zijn assistent met de wapens zeulend naar de radiowagen liepen zat de koffiedrinkende manager hen na te staren. Hij ging naar het kantoor van Tino, klopte en liep door de nog openstaande deur binnen. Verstoord keek Tino op: ‘Heb je gezien wat ze me geflikt hebben? Hoe kom ik nou aan een verkoopnota zonder dat ik met Garcioli op de proppen kom? Ik wil niet dat men, hoe dan ook, enige verbinding tussen Garcioli en mij ontdekt.’
Bernardo keek hem oprecht verbaasd aan: ‘Maar meneer Vandezzi, ze hebben Garcioli toch op het kerkhof gezien. Daar was de inspecteur toch ook.’
‘Ja dat kan wel, maar dat wil toch niet zeggen dat ik connecties heb met Garcioli? Ze weten toch dat in onze wereld de mensen veel meer meeleven bij ziekte en dood.’
‘Maar als de complete groep van Garcioli aanwezig is geeft dat toch te denken?’
‘Er waren toch veel meer mensen aanwezig, ook van de politie en die rekenen ze toch niet tot onze connecties, of wel soms?’
‘Ja, als u het zo ziet heeft u gelijk, maar ik zie het anders.’
‘Vertel me dan maar eens hoe een manager het denkt beter te zien.’
Ongemakkelijk op zijn voeten wippend, Tino had hem geen stoel aangeboden, keek Bernardo naar zijn chef: ‘Zo bedoel ik het niet meneer, ik wil het niet beter weten, maar met de foto’s van iedereen op de begrafenis zal men ongetwijfeld de hele gang van Garcioli herkend hebben. Zeg nou zelf, als alleen Garcioli was gekomen, had men geen argwaan gekregen. Maar nu iedereen aanwezig was kan dat voor de politie alleen betekenen dat Garcioli nauw met u samenwerkt.’
Daar zit wat in, dacht Tino, zijn manager was niet op zijn achterhoofd gevallen, op die vent moest hij zuinig zijn.
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk