Hank Denmore: Moord in lichtdruk (32)
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
tweeëndertig
In het luxe appartement van Vincente Garcioli heerste een ongekende stilte. Wie goed kon kijken en luisteren zou al snel opmerken dat er een gespannen en afwachtende sfeer aanwezig was. Er hing onrust in de lucht, iets ondefinieerbaars en dreigends. Alle medewerkers van Vincente waren naar het appartement gecommandeerd. In een dure, met satijn beklede stoel zat Vincente en tikte nijdig met een gouden balpen tegen zijn kostbare porseleinen kronen. Van de bendeleden waren alleen Antonio, Lime en Rope aanwezig. Zijn luitenant Knife en Doc ontbraken en dat was dan ook de reden voor het samenroepen van de gang. Vincente had een telefoontje van de politie gekregen waarin melding werd gemaakt van de vondst van de Ford Mustang. Men had de auto onbeheerd in een buitenwijk aangetroffen. Over de eigenaar werd niets medegedeeld. Maar het aantreffen van een onbeheerde wagen van een bendelid betekende in New York maar één ding, dat bendelid was dan meestal uit de weg geruimd. Vincente bleef maar tegen de kronen tikken en niemand waagde het om ook maar iets te zeggen of te vragen. Wie in zo’n situatie ook maar iets durfde te zeggen vroeg om geëlimineerd te worden. Vincente gooide de gouden vulpen op de tafel en keek iedereen om beurten strak aan. Die blik uit de bruine ogen, die onder de door teveel haarcrème vettig glanzende haren uitpriemde, moest elke aanwezige seconden lang doorstaan.
De Napolitaan was het eerste slachtoffer. Vincente keek Antonio strak aan, deze voelde een warme blos naar zijn wangen stijgen. Maar zonder ook maar eenmaal met de ogen te knipperen doorstond hij de onderzoekende blik.
Toen Vincente zijn blik naar Rope wendde haalde Antonio in gedachten opgelucht adem. Rope keek met zijn donkerblauwe ogen strak terug en weerstond de proef met glans. Hij werd er niet warm of koud van.
Daarna was Lime Rafton aan de beurt. Diens gelige gezicht was een graadje bleker geworden. Hij wist zich met zijn magere figuur geen houding te geven: ‘Maar boss, ik zou voor jou mijn leven geven, dat weet u toch.’
‘Misschien is die tijd nu gekomen. Weet iemand van jullie waar die twee gebleven zijn? Ze waren voor mij een volkomen onschuldige opdracht aan het uitvoeren. Ik heb al naar Tino gebeld, maar deze kon ook niets nieuws vertellen.’
Een druk door elkaar praten was het gevolg van die opmerking. Met een vlakke hand sloeg Vincente op de tafel waardoor het weer doodstil werd.
‘Antonio en Rope, jullie gaan in die buurt kijken en probeer zo onopvallend mogelijk te doen. Rope, jij kent veel mensen, probeer bij hen iets te weten te komen, maar houd je op de vlakte. Als er politie is probeer die dan te vermijden en trek geen aandacht.’
Antonio en Rope reden naar de plaats waar de Mustang was gevonden. Er was niet veel meer te zien. Op de straat was hier en daar wat zand over de bloedvlekken gestrooid. Een politiewagen stond aan de kant, bemand met twee geüniformeerde agenten. Voor hen stond de Ford Mustang met een raampje nog half opengedraaid. Twee opvouwbare politiebakens waren voor en achter de Mustang uitgeklapt. De politie had de wagen dus nog niet vrijgegeven en de patrouillewagen was als bewaking aanwezig. Rope parkeerde de wagen een eind achter de politiewagen en ze stapten uit. Toen ze dichterbij kwamen zagen ze dat de agenten zaten te eten. Eentje had een thermoskan met drinken op het dashboard staan.
Gemaakt onverschillig liepen Rope en Antonio over het smalle voetpad. Rope keek naar de wagen en groette de agenten door te knikken. Bij de Mustang gekomen liepen ze langzaam door, intussen zo onopvallend mogelijk in de wagen kijkend. De Napolitaan zei zoals gewoonlijk niets en stootte Rope aan om door te lopen. Maar een van de agenten had zijn raampje al omlaag gedraaid: ‘He, kom eens hier.’
Rope draaide zich om: ‘Bedoeld u ons agent?’
‘Ik zou niet weten wie ik anders zou bedoelen. Straatstenen blijven meestal liggen als ik ze roep.’ Lachend om zijn eigen geestigheid draaide hij zich naar zijn maat. Die keek Rope nu recht in het gezicht en reikte naar een notitieboekje terwijl hij mompelde: ‘Die vent ken ik ergens van. Waarvan ken ik hem ook weer?’
‘Ach man, jij kent iedereen en niemand. Je kent in elk geval de verkeerde mensen, anders was je geen ordinaire straatsmeris, maar allang commissaris geweest.’
Rope en Antonio stonden nu vlak bij het open raampje en vroegen wat er aan de hand was.
‘Is die Ford van jullie?’
‘Was het maar waar, zo’n karretje zou ik best willen hebben,’ zei Rope.
‘Wat komen jullie hier dan zoeken? Ik heb jullie wel zien aankomen.’ zei de agent die bij het open raampje zat.
‘Wij lazen in de krant dat er hier een aanranding is geweest. Omdat we toch in de buurt waren kwamen we even kijken. Dat is toch niet verboden agent?’
Antonio zei nog steeds niets maar porde Rope aan om door te lopen. Dat zag de agent die achter het stuur zat en vroeg aan Antonio: ‘Waarom hebben jullie opeens zo’n haast om weg te komen? Eerst maak je een omweg om naar hier te komen en dan willen jullie ineens weg. Maak me nou niet wijs dat jullie hier in deze buurt thuis horen. Dat zou de beste mop van de week zijn. Wegwezen jij.’
Toen keek hij Rope nog eens aan en slikte even: ‘En u moet hier ook vertrekken.’
De opzichtig geklede Rope en de Napolitaan keken elkaar aan, toen zei Rope: ‘Ik heb het niet op plaatsen waar ze zomaar een man neerschieten.’
‘Donder dan op en laat je hier niet meer zien,’ zei raammans.
‘Oké, oké, we gaan al. Eet smakelijk en goede wacht.’
Rope ging achter het stuur zitten en Antonio zocht zwijgend zijn stoel weer op.
‘Ik heb hun nummer genoteerd, weet je waar ik die vent van ken, die is bij de CIA’ zei de chauffeur. Hij reikte naar de microfoon en riep het bureau op. Toen vroeg hij op wiens naam de wagen stond. Het antwoord kwam na enkele minuten. ‘Zie je nou wel dat ik hem kende, Slayton heet die vent, maar iedereen noemt hem Rope. Hij werkt ook voor een van onze geheime diensten, ik heb hem eens in een ontvoeringszaak ontmoet.’ Hij noteerde de naam bij het nummer in zijn boekje en ging toen door met eten.
Toen de twee weer terug waren gereden naar het appartement van Vincente Garcioli vertelde Rope wat er was gebeurd. Antonio keek zwijgend toe en na een knikje van de boss gingen ze een kop koffie drinken. Antonio dronk de zijne slurpend op en pakte de krant. Hij liep naar het toilet, deed de deur op de knip en zocht naar het bericht van de aanranding. Op pagina drie, hier werden altijd de plaatselijke berichten gezet, vond hij het gezochte artikel. Aandachtig las hij moeizaam het hele artikel. Er stond in dat er weer een vrouw in de donkere buitenwijken was aangevallen en dat ze haar belagers door hard te schreeuwen op de vlucht had weten te jagen. De journalist schreef verder dat het nu toch wel de hoogste tijd was om de straatverlichting ook in de buitenwijken te verdubbelen. Als de straten beter verlicht zouden zijn durfde dat schorem minder snel iemand lastig te vallen. Maar de stadsbestuurders zouden wel weer noodzakelijke kostbare dienstreizen moeten maken. Voor de straatverlichting bleef er dan natuurlijk weer geen geld over. Over het iemand neerschieten stond geen letter. Peinzend vouwde Antonio de krant dicht en ging een tweede kop koffie drinken. Rope zat op zijn gemak een sigaret te roken en met Lime Rafton schuine bakken uit te wisselen.
Antonio zocht naar een smoes om Vincente alleen te kunnen spreken, maar de twee anderen betrokken hem bij hun verzinsels. De Napolitaan deed noodgedwongen mee, zijn geforceerde manier van lachen werd door Lime opgemerkt.
‘Hé, je lacht als een boer met kiespijn.’
Verdomme, dacht Antonio, dat is een kans. ‘Ja, ik geloof dat ik inderdaad naar de tandenboer moet, ik zal even aan de boss vragen of ik weg kan.’
Met een hand tegen zijn wang liep hij naar de kamer van Vincente, klopte aan de deur en bleef wachten totdat hij binnen werd geroepen. Vincente keek naar de hand aan de wang van de Napolitaan: ‘Jij en kiespijn, maar je hebt een oersterk gebit?’
‘Boss, ik weet niet hoe ik het moet vertellen, maar er is iets wat u moet weten. Toen Rope en ik bij de Mustang waren maakte Rope een opmerking tegen de politie.’
‘Je kent Rope, die moet altijd iets zeggen, anders leeft hij niet.’
‘Ja, maar luistert u eens, hij had het over iemand die was doodgeschoten en daarvan stond niets in de krant.’
‘Er wordt elke dag wel iemand doodgeschoten, die opmerking is dus niet zo bijzonder.’
‘Toen wij bij de Mustang stonden zei Rope; "Ik heb het niet op plaatsen waar ze zo maar een man neerschieten".’
‘Maar Doc en Knife zijn toch nog niet boven water? Wat zeur je dan over een doodgeschoten man. Trouwens, waar zijn die twee eigenlijk? Jullie zouden er toch naar gaan informeren?’
‘We werden door die klabakken weggejaagd en om op het politiebureau naar hen te informeren vond ik wel een beetje te gewaagd. Ik heb wel het dienstnummer van de ene agent kunnen noteren. En dan het gekste van de geschiedenis, de ene agent zei tegen Rope: "En u moet ook vertrekken." Alleen tegen een meerdere is een klabak zo beleefd.’
Vincente greep naar de telefoon en belde zonder een gids te raadplegen een nummer. Hij kreeg meteen verbinding met Tino Vandezzi: ‘Tino, met Vincente, ik zit met personele problemen.’
‘Hoezo, jouw personele problemen zijn toch mijn zaken niet? Maar waarover gaat het?’
‘Doc en Knife zijn spoorloos verdwenen.’
‘Ik heb ze een onschuldig karweitje gegeven. Misschien duurt dat wat langer dan gewoonlijk.’
‘Ja dat kan wel, maar de Mustang van Doc is gevonden, dat heeft de politie mij verteld.’
Even was het stil aan het andere einde van de verbinding.
‘Hoe weet de politie dat jij iets met Doc te maken hebt?’
‘De Mustang staat op naam van Doc en die heeft mijn adres als verblijfplaats opgegeven.’
‘Ik heb nog zo tegen die twee gezegd dat ze dat grietje alleen moesten volgen en niet mochten aanspreken. Maar ze moesten natuurlijk weer stoer doen tegen die mooie detective, Doc moest zeker zijn stuurmanskunsten aan haar tonen. Heeft de politie je niet verteld waar die twee zijn gebleven?’
‘Neen, alleen dat de Mustang onbeheerd is aangetroffen. Ik heb ook het dienstnummer van een van de agenten die de Mustang bewaakten.’
‘Goed, geef me dat nummer maar, dan zal ik eens kijken of ik iets te weten kan komen. Zodra ik meer nieuws heb bel ik wel.’
Vincente wachtte tot de verbinding was verbroken en legde de hoorn op de haak.
‘Antonio, je houd je mond dicht over wat je nu weet en gehoord hebt, wacht af totdat ik iets meer weet.’
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis.nl poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk