Hank Denmore: Moord in lichtdruk (06)
Hank Denmore
Moord in lichtdruk
zes
Er werd aan de deur geklopt en Brisbane ging opendoen. Het waren de jongens van het politielaboratorium, onder leiding van George Delmonte. Deze was, zoals gewoonlijk, volkomen kalm en naar het scheen ongeïnteresseerd.
‘Hai George, hoe is het met Mona?,’ vroeg Evelyne zonder enige inleiding.
‘Dag Evelyne, met Mona gaat het steeds beter,’ antwoordde George naar waarheid. Mona was zijn vrouw, die ondanks haar leeftijd van rond de vijftig nog steeds uitermate knap was en waarop het hele hoofdkwartier van de politie gek was. Ze was beroemd om haar koffie, die altijd klaar stond en waarbij altijd iets lekkers was.
George zelf was een niet al te grote man van achtenvijftig jaren, een bleek gezicht, grijze ogen en grijzend bruin haar. Delmonte had in zijn loopbaan bij de New Yorkse politie al zoveel ellende gezien, dat hij daar immuun voor was geworden. Specialist in chemie en fotografie, razend knap in zijn vak en een volkomen gelijkmatig humeur.
‘Waar is het lijk?,’ vroeg George aan inspecteur Sidney. Deze knikte naar het meisje, dat nog steeds half onder de kussens en het vloerkleed lag. Delmonte ging er naar toe en bleef op een afstand staan kijken. Hij draaide zijn hoofd en liep naar het voeteneinde van het meisje. Zich bukkend mompelde hij wat voor zich heen. Evelyne kon een huivering niet onderdrukken, zo onverschillig was George tegenover het gezicht van de dood.
‘Leuk meisje geweest,’ zei hij, ‘maar ze was niet wat ze probeerde te tonen.’
Verbaasd kwam Sidney wat dichterbij en vroeg; ‘Hoe kom je nou in Godsnaam aan een dergelijk staaltje van helderziendheid?’
George draaide zich naar hem om en zei op een droge toon: ‘Wel eens een echte dame gezien met karate-plekken op haar handen?’ ‘En is schieten met kleine vuurwapens tegenwoordig ín bij de dames?’
Hierop moest de inspecteur het antwoord schuldig blijven. ‘Kun je misschien nog meer vertellen van dit meisje?,’ vroeg hij nu op eerbiedige toon aan Delmonte, want dit staaltje van combineren en deduceren was voor de inspecteur, die zelf de Hogere Politieschool in Chicago gevolgd had, een verrassing, zelfs al wist hij van de buitengewone kwaliteiten van George.
‘Amerikaanse schoenen, Amerikaans rokje, Amerikaans truitje, Amerikaans slipje, alles is Amerika wat de klok slaat,’ zei Delmonte.
‘Er is geen Amerikaanse die niet iets buitenlands draagt, al is het alleen maar Parijs’ ondergoed, dus zal de dame hoogstwaarschijnlijk geen Amerikaanse zijn,’ was zijn op droge toon gegeven commentaar.
‘Breng haar maar naar huis jongens,’ zei Brisbane tegen enkele in witte jassen gestoken mannen. Deze namen het deksel van een roestvrijstalen bak, die de vorm had van een grote kadet. Alsof het een rol vloerbedekking was, zo werd het meisje opgepakt en in de kist gelegd. De mannen keken om zich heen maar Brisbane zei: ‘Nee, er is geen handtasje.’ De twee sloten daarop het deksel en brachten de bak naar buiten.
De inspecteur riep ze nog na: ‘Breng haar niet naar de vriescel, dan duurt het zo lang voor ze weer ontdooid is.’
Niemand werd kwaad of grinnikte, dit was gewone routine voor ieder van hen. In een stad als New York werden er gemiddeld drie moorden per etmaal gepleegd, daarom was haast dringend geboden, dus ook voor de lijkschouwing. Per geval kon de politie hooguit twee dagen uittrekken en dan kwam men nog veel te veel tijd tekort. Door het enorme aantal misdrijven als verkrachtingen, moorden, bankroven en kidnappings was de kans om niet gepakt te worden gestegen van vijf procent in 1920 tot vijfendertig procent in 1970. Kleine misdrijven met een schade tot duizend dollar werden alleen per toeval opgelost, anders gingen ze als niet opgehelderd de politiecomputer in.
Specialisten gingen nu op zoek naar vingerafdrukken, een kogelhuls en andere dingen die in deze kamer niet thuis konden horen. Met een soort flitspuit werd een fijn poeder op verdachte plekken gestoven. Dit werd dan met een marterharen kwastje weer voorzichtig weggeveegd. Werd er een vingerafdruk ontdekt, dan werd met een Leica, met balg voor dichtbij-opnamen, op documentfilm een foto gemaakt. Hiervan werd dan later een afdruk gemaakt op het formaat 18 bij 24 cm. Elke afwijking werd dan zichtbaar, iedere nerf werd meer dan tienmaal vergroot weergegeven, zodat vergissingen bij het vergelijken uitgesloten waren. Gedurende meer dan een uur werd zwijgend doorgewerkt, iedereen wist dat zijn arbeid kon bijdragen tot de oplossing van deze moord. Elk had zijn eigen werk en deed dit met een nauwkeurigheid die beangstigend was. Wanneer je deze mannen bezig ziet vind je het haast vanzelfsprekend dat ze een spoor moéten vinden. Intussen had Evelyne in de keuken alles gevonden om een kop sterke koffie te zetten, die door allen met instemming ontvangen werd. Ongeveer een dozijn vingerafdrukken werden gevonden en gefotografeerd. Een kogelhuls werd echter niet gevonden, evenmin iets wat er betrekking op kon hebben. Na hun spullen weer zorgvuldig in de metalen koffers opgeborgen te hebben, verlieten ook deze mensen na een korte groet de vindplaats van het lijk. George Delmonte vertrok met de politiefotograaf en ook de inspecteur en zijn assistent gingen er vandoor. Evelyne werd door de inspecteur mee naar de hal genomen, waarna hij de deur sloot. Dat niemand vroeg wie er in de flat woonde of waar die bewuste persoon was, kwam gewoon omdat iedereen wist dat de politiecomputer hier wel een antwoord op kon geven. Niet alleen alle geregistreerde misdaden en misdadigers waren hierin opgeslagen, ook de bevolking van Groot New York was er in ondergebracht. Dit was wel een enorme klus geweest, maar deze moeite was allang beloond. Veel moeizaam speur- en schrijfwerk werd nu door de politiecomputer uit handen genomen en met zulk een fabelachtige snelheid dat elke politieman er steeds weer van onder de indruk was. In de politie-Chevrolet gaf de inspecteur via de mobilofoon in code door wat hij had gevonden. Het gebruik van een code was hard nodig, elke iets of wat kruimeldief was in het bezit van een kleine draagbare FM-radio met de gebruikelijke politiebanden, zodat voortdurend door de onderwereld werd meegeluisterd.
Dat er een eindje verderop een auto geparkeerd stond met achter het stuur een met een nylonkoord spelende man, zagen de inspecteur en Evelyne niet. Toen Evelyne wegreed startte de man de wagen en volgde haar tot hij zag waar ze uitstapte.
Hank Denmore: Moord in lichtdruk
kempis poetry magazine
(wordt vervolgd)
More in: -Moord in lichtdruk