William Shakespeare: Sonnet 145 in een nieuwe vertaling van Cornelis W. Schoneveld
William Shakespeare
Sonnet 145 (1)
Those lips that Love’s own hand did make,
Breathed forth the sound that said ‘I hate’
To me that languished for her sake:
But when she saw my woeful state,
Straight in her heart did mercy come,
Chiding that tongue that ever sweet,
Was used in giving gentle doom:
And taught it thus anew to greet:
‘I hate’ she altered with an end,
That followed it as gentle day,
Doth follow night who like a fiend
From heaven to hell is flown away.
‘I hate’ from hate away she threw,
And saved my life saying ‘not you’.
Die mond, door Liefde zelf bedacht,
Blies een geluid, dat sprak ‘ik haat’
Tot mij, die kwijnend naar haar smacht.
Maar, ziende op mijn droeve staat,
Beving genade prompt haar hart;
Boos op die tong, altijd zo zoet,
Die mild verdoeming was gestart,
Dicteerde z’ hem een nieuwe groet:
Ze gaf ‘Ik haat’ een ander slot,
Dat volgt zoals een milde dag
Volgt op een nacht die als anti-god
Uit d’ hemel helwaarts vluchten mag,
Haat in ‘ik haat’ verwierp ze gauw,
En spaarde mij met haar ‘niet jou’.
Vertaling Cornelis W. Schoneveld (oktober 2012)
[1] Het opmerken waard is, dat dit van Shakespeare’s 154 sonnetten het enige is dat acht letergrepen per regel telt, in plaats van de 10 welhaast voorgeschreven door gehele Engelse sonnet traditie heen.
kempis.nl poetry magazine
More in: Shakespeare