New

  1. Ask me no more by Alfred Lord Tennyson
  2. Keith Douglas: How to Kill
  3. Christine de Pisan: Comme surpris
  4. Conrad Ferdinand Meyer: In der Sistina
  5. Emma Lazarus: Age and Death
  6. William Blake’s Universe
  7. Natalie Amiri & Düzen Tekkal: Nous n’avons pas peur. Le courage des femmes iraniennes
  8. Much Madness is divinest Sense by Emily Dickinson
  9. Death. A spirit sped by Stephen Crane
  10. Song: ‘Sweetest love, I do not go’ by John Donne
  11. Michail Lermontov: Mijn dolk (Vertaling Paul Bezembinder)
  12. Anne Bradstreet: To My Dear and Loving Husband
  13. Emmy Hennings: Ein Traum
  14. Emma Doude Van Troostwijk premier roman: ¨Ceux qui appartiennent au jour”
  15. Marriage Morning by Alfred Lord Tennyson
  16. Christine de Pisan: Belle, ce que j’ay requis
  17. Marina Abramović in Stedelijk Museum Amsterdam
  18. Spring by Christina Georgina Rossetti
  19. Kira Wuck: Koeiendagen (Gedichten)
  20. Paul Bezembinder: Na de dag
  21. Wound Is the Origin of Wonder by Maya C. Popa
  22. Woman’s Constancy by John Donne
  23. Willa Cather: I Sought the Wood in Winter
  24. Emma Lazarus: Work
  25. Sara Teasdale: Evening, New York
  26. Freda kamphuis: ontrecht
  27. Ulrich von Hutten: Ein Klag über den Lutherischen Brand zu Mentz
  28. Julia Malye: La Louisiane (Roman)
  29. Late, Late, so Late by Alfred, Lord Tennyson
  30. DEAR AWKWARDNESS tentoonstelling AVA NAVAS in PARK
  31. A Wintry Sonnet by Christina Georgina Rossetti
  32. Les oies sauvages par Guy de Maupassant
  33. Thomas Hardy: Snow in the Suburbs
  34. Claude McKay: To Winter
  35. Les quatre saisons – L’hiver par Charles Cros

Categories

  1. AFRICAN AMERICAN LITERATURE
  2. AUDIO, CINEMA, RADIO & TV
  3. DANCE & PERFORMANCE
  4. DICTIONARY OF IDEAS
  5. EXHIBITION – art, art history, photos, paintings, drawings, sculpture, ready-mades, video, performing arts, collages, gallery, etc.
  6. FICTION & NON-FICTION – books, booklovers, lit. history, biography, essays, translations, short stories, columns, literature: celtic, beat, travesty, war, dada & de stijl, drugs, dead poets
  7. FLEURSDUMAL POETRY LIBRARY – classic, modern, experimental & visual & sound poetry, poetry in translation, city poets, poetry archive, pre-raphaelites, editor's choice, etc.
  8. LITERARY NEWS & EVENTS – art & literature news, in memoriam, festivals, city-poets, writers in Residence
  9. MONTAIGNE
  10. MUSEUM OF LOST CONCEPTS – invisible poetry, conceptual writing, spurensicherung
  11. MUSEUM OF NATURAL HISTORY – department of ravens & crows, birds of prey, riding a zebra, spring, summer, autumn, winter
  12. MUSEUM OF PUBLIC PROTEST
  13. MUSIC
  14. PRESS & PUBLISHING
  15. REPRESSION OF WRITERS, JOURNALISTS & ARTISTS
  16. STORY ARCHIVE – olv van de veestraat, reading room, tales for fellow citizens
  17. STREET POETRY
  18. THEATRE
  19. TOMBEAU DE LA JEUNESSE – early death: writers, poets & artists who died young
  20. ULTIMATE LIBRARY – danse macabre, ex libris, grimm & co, fairy tales, art of reading, tales of mystery & imagination, sherlock holmes theatre, erotic poetry, ideal women
  21. WAR & PEACE
  22. ·

 

  1. Subscribe to new material: RSS

Herman Gorter: ‘t Is vol van schatten hier


Herman Gorter (1864-1927)


‘t Is vol van schatten hier

Mijn kamer is der stilte diepste groef,
‘s morgens om vijf uur, als de eerste haan
nog slaapt. Stil is het vuur van ‘t lamplicht aan,
dat goudstralend zich in schemer begroef.

‘t Is vol van schatten hier, en ik behoef
maar even van mijn tafel op te staan,
‘t hoofd in den schemer, naar een hoek te gaan,
waar ik iets opdelf en blader en proef.

 

More in: Archive G-H, Gorter, Herman

Willem van Haren


VROUWEN WAREN ZIJN ZWAKSTE PUNT

Door Jef van Kempen

“De gebroeders Van Haren waren Friese edellieden, geen Hollanders, en desondanks geen boerse landjonkers maar uiterst gecultiveerd,” schreef E. du Perron in zijn in 1939 verschenen historische roman “Schandaal in Holland”. Du Perron had zich laten inspireren door het publieke schandaal dat het gevolg was van de beschuldigingen tegen Onno Zwier van Haren wegens incest met twee van zijn dochters. Maar ook diens oudere broer Willem kwam in opspraak toen hij, ten onrechte, werd beschuldigd van fraude in zijn functie als ontvanger-generaal van Friesland.
Willem van Haren (1710-1768) was sinds het verschijnen van zijn epos “Friso, koning der Gangariden en Prasiaten” in 1741 een gevierd dichter. Zijn werk werd zelfs bejubeld door de Franse schrijver Voltaire.
Willem had een zwak voor vrouwen. Hij was drie keer getrouwd en had vele buitenechtelijke verhoudingen. Du Perron: “De vrouwen waren van jongsaf Willem van Haren’s zwakste punt: hij ging op hen af met de naïeve begerigheid van een kind voor koekjes en zonder veel meer kieskeurigheid.” Er wordt beweerd dat hij aan het eind van zijn leven zoveel wettige en onwettige kinderen en kleinkinderen had, dat hij ze niet meer uit elkaar kon houden.
Moe door familietwisten en achtervolgd door meer dan honderd schuldeisers trok Willem van Haren zich in zijn laatste jaren steeds vaker terug in zijn kasteel Henkenshage in Sint-Oedenrode, waar hij was benoemd tot schout en dijkgraaf.
Op 4 juli 1768 pleegde hij daar zelfmoord voor de ogen van zijn hele familie. Toen iedereen aan tafel was gezeten, vroeg hij zijn bediende om een glas wijn en om een poedertje dat in de kast lag. “Met een theelepeltje had hij het rustig in zijn glas omgeroerd en opgedronken. (…) Soms sloot hij zijn ogen even, men dacht dat hij gelukkig, hoewel vermoeid was. Een half uur nadat hij het glas uitgedronken had, viel zijn hoofd op zijn borst; zijn ogen waren nu niet meer gesloten, maar staarden.”
In zijn laatste gedicht “Het menschelyk leven” lijkt hij zijn eigen tragische einde te hebben voorspeld: “Helaas! helaas! hoe vlieden onze dagen, / Hoe spoedt zich ieder uur met onzen luister heen! / Hoe flauwe vreugd, hoe bitter plagen, / Hoe min vermaak, hoe veel geween.”
(Brabants Dagblad, 22 maart 2005)

kemp=mag poetry magazine

More in: Jef van Kempen, Oude meesters

Titus Brandsma


HEUTE NUR BRANDSMA GESTORBEN

Door Jef van Kempen

“Toen ik Donderdag, na even gewogen te zijn, op mijn cel terug kwam, ging juist de bibliothecaris met zijn wagentje rond.” Die had twee boeken achter gelaten: De klop op de deur van Ina Boudier-Bakker en De Bareelsen van Maurits Sabbe. “Hij kwam nog even terug om te vragen of die boeken me aanstonden. Ik moest bekennen dat romans mijn geliefde lectuur niet waren.” Liever had Titus Brandsma de twee boeken terug die hij bij zijn arrestatie had weten mee te nemen en die hem in de strafgevangenis van Scheveningen waren afgenomen: Jezus van Cyriel Verschaeve en een nieuwe uitgave van Het leven van de Heilige Theresia. De bibliothecaris zou ze hem terugbezorgen. “Ik heb nu meer de lectuur, die ik deze dagen het liefst heb”, noteerde Brandsma in zijn gevangenisdagboek.
Dat Titus Brandsma uitgerekend de Vlaamse priester-dichter Cyriel Verschaeve tot zijn favoriete schrijvers rekende, is opmerkelijk. Verschaeve had in die tijd naast Jezus Christus nog een idool: Adolf Hitler. En juist Brandsma’s principieel anti-nationaal-socialisme zou hem noodlottig worden.
De in 1881 in Bolsward geboren Titus Brandsma studeerde filosofie en sociologie. Hij was als priester, leraar en journalist actief in Oss en later gevierd hoogleraar in Nijmegen. Al voor de oorlog had Brandsma zich in artikelen tegen de jodenvervolging in Duitsland gekeerd. Tijdens de bezetting wierp hij zich, als geestelijk adviseur van de R.K. Journalistenvereniging, op als verdediger van de vrijheid van pers. In 1941 maakte hij een rondreis door Nederland om redacties en directies van kranten er van te overtuigen op geen enkele manier met de N.S.B. samen te werken.
Dat was voor de bezetters de druppel die de emmer deed overlopen. Titus Brandsma werd op 20 januari 1942 door de Sicherheitspolizei gearresteerd. Na een verblijf in de gevangenis van Scheveningen werd hij op transport gesteld naar het concentratiekamp Dachau. Op 26 juli 1942 diende een S.S.-kamparts hem een dodelijke injectie toe. “Heute nur Brandsma gestorben”, was de cynische conclusie aan het eind van die zondag.
Achter in de Sint Jan in Den Bosch is voor Titus Brandsma, een van de laatste grote katholieke helden van Nederland, een gedachteniskapel ingericht.
(Brabants Dagblad, 18 mei 2004)

 

kemp=mag poetry magazine

More in: CATHEDRALS, Holocaust, Jef van Kempen, WAR & PEACE

Joep Eijkens: Strange places

 

 

 

 

 

 

 

 Joep Eijkens photos:  Strange places

© j eijkens

fleursdumal.nl magazine for art & literature

More in: Joep Eijkens Photos

Wilfred Owen: Strange meeting


Wilfred Owen (1893-1918)

Strange Meeting

It seemed that out of battle I escaped
Down some profound dull tunnel, long since scooped
Through granites which titanic wars had groined.
Yet also there encumbered sleepers groaned,
Too fast in thought or death to be bestirred.
Then, as I probed them, one sprang up, and stared
With piteous recognition in fixed eyes,
Lifting distressful hands, as if to bless.
And by his smile, I knew that sullen hall,-
By his dead smile I knew we stood in Hell.
With a thousand pains that vision’s face was grained;
Yet no blood reached there from the upper ground,
And no guns thumped, or down the flues made moan.
‘Strange friend,’ I said, ‘here is no cause to mourn.’
‘None,’ said that other, ‘save the undone years,
The hopelessness. Whatever hope is yours,
Was my life also; I went hunting wild
After the wildest beauty in the world,
Which lies not calm in eyes, or braided hair,
But mocks the steady running of the hour,
And if it grieves, grieves richlier than here.
For by my glee might many men have laughed,
And of my weeping something had been left,
Which must die now. I mean the truth untold,
The pity of war, the pity war distilled.
Now men will go content with what we spoiled,
Or, discontent, boil bloody, and be spilled.
They will be swift with swiftness of the tigress.
None will break ranks, though nations trek from progress.
Courage was mine, and I had mystery,
Wisdom was mine, and I had mastery:
To miss the march of this retreating world
Into vain citadels that are not walled.
Then, when much blood had clogged their chariot-wheels,
I would go up and wash them from sweet wells,
Even with truths that lie too deep for taint.
I would have poured my spirit without stint
But not through wounds; not on the cess of war.
Foreheads of men have bled where no wounds were.
‘I am the enemy you killed, my friend.
I knew you in this dark: for so you frowned
Yesterday through me as you jabbed and killed.
I parried; but my hands were loath and cold.
Let us sleep now….’

Wilfred Owen

 

More in: Archive O-P, Owen, Wilfred

Thomas a Kempis: Words


Of the danger of superfluity of words

Avoid as far as thou canst the tumult of men; for talk concerning
worldly things, though it be innocently undertaken, is a
hindrance, so quickly are we led captive and defiled by vanity.
Many a time I wish that I had held my peace, and had not gone
amongst men.  But why do we talk and gossip so continually,
seeing that we so rarely resume our silence without some hurt
done to our conscience?  We like talking so much because we hope
by our conversations to gain some mutual comfort, and because we
seek to refresh our wearied spirits by variety of thoughts.  And
we very willingly talk and think of those things which we love or
desire, or else of those which we most dislike.

But alas! it is often to no purpose and in vain.  For this
outward consolation is no small hindrance to the inner comfort
which cometh from God.  Therefore must we watch and pray that
time pass not idly away.  If it be right and desirable for thee
to speak, speak things which are to edification.  Evil custom and
neglect of our real profit tend much to make us heedless of
watching over our lips.  Nevertheless, devout conversation on
spiritual things helpeth not a little to spiritual progress, most
of all where those of kindred mind and spirit find their ground
of fellowship in God.

Thomas a Kempis ca. 1380-1471
(Imitatio Christi, Book 1, chapter X)

More in: MONTAIGNE, Thomas a Kempis

Sherlock Holmes theatre

 

to be continued

fleursdumal.nl magazine

More in: Arthur Conan Doyle, Sherlock Holmes Theatre

Antony Kok: Vlahaisvatka poème dada

Antony Kok 1923

Vlahaisvatka

poème dada

Aan Kurt Schwitters

L U –

siberische appelbloesemtafelpeervla

               reuze neuze

plooi

pluis

      L U I S

                              renepepella

       huis


Kooi

vlooi

            kloosterkluis

                   peerhuis

                                 luisnat –

                   appelboomvat


                   D R

                  A N T O N I

                  K A K L O K


                   klokkenhuisklop


har

        mo

               ni

                      ka

ha


                               d a D A

kemp=mag poetry magazine

© Erven Antony Kok

More in: *Concrete + Visual Poetry K-O, Antony Kok, Dada, Kok, Antony

Ingid van den Bergh: Zonder titel

 

 

 Ingrid van den Bergh 

  Zonder titel 

   

Da

Da

DaDa

 

DADA

 

Kla

nk

Klank

 

KLANK

 

Di

cht

Dicht

 

DICHT

 

Di

ng

Ding

 

DING

 

DADAKLANKDICHTDING

 

DADAKLANKDICHTDING

DADADICHTDING

DADADING

 

Da

Ding

DaDa

Ding

 

DADADING

   

 © Ingrid van den Bergh

Naar aanleiding van thema Gedichtendag 2008: ‘Dingen in gedichten’

 

More in: Archive A-B

Jef van Kempen gedicht: Onzichtbaar


Onzichtbaar

Soms sprak zij van
alle planten van de wereld
die ondergronds verbonden zijn
door middel van onzichtbare draden
en die door chemische stoffen in staat
van seksuele opwinding geraken om daarna
weer snel te bezwijken bij de geringste
tegenslag en dat dit alles een geheim
is dat door god en de heiland en
anderen wordt bewaard.
Zo sprak zij dan.
Ik luisterde.

 

Jef van Kempen   

(Laatste Bedrijf. Gedichten 1966-2006)

 kemp=mag poetry magazine

More in: Kempen, Jef van

Jef van Kempen over W.F. Hermans: Een zootje gemankeerde schrijvers

 

 
EEN ZOOTJE GEMANKEERDE SCHRIJVERS ZONDER TALENT
Willem Frederik Hermans in Tilburg

Door Jef van Kempen

Het was koud, de avond dat Dominique de Vet en haar broer Joost naar Brussel reden, om schrijver W.F. Hermans thuis op te halen. Ze hadden dat al meer gedaan voor stichting J.H. Leopold, organisator van de “Nacht van het boek” in Tilburg. In een onlangs verschenen boekje over 22 jaar literaire activiteiten van de Leopoldstichting, haalt Dominique herinneringen op aan die autoritten met Reve, Campert, Kouwenaar en Claus. En aan die gedenkwaardige zaterdag 25 maart 1995 toen Hermans voor zou dragen in de Tilburgse schouwburg. Broer en zus vreesden eigenlijk voor Hermans’ reputatie, nogal humeurig te kunnen zijn. Maar dat viel heel erg mee. Hermans: “U komt helemaal van Tilburg naar Brussel om mij op te halen. Waarom zou ik onaardig tegen u zijn?”
Hermans bekende dat hij naast typemachines ook touwtjes verzamelde. Dominique: “En hij typte zijn boeken – ik heb het zelf gezien aan het manuscript van Ruisend gruis dat hij in een plastic tasje bij zich had – op de achterkant van afgedankt briefpapier van bedrijven dat hij eigenhandig bij het oud papier had weggehaald.”
In de grote zaal vertelde Hermans, in een decor van typemachines uit de verzameling van het museum Scryption, over de dood van Multatuli: “Zijn leven ging als een nachtkaars uit. Na een hoestbui sliep hij voorgoed in. “Op datzelfde moment kreeg Hermans zelf een onbedaarlijke hoestbui. Presentator Michaël Zeeman riep bezorgd: “Voorzichtig, voorzichtig.” Het publiek lachte uitgelaten. Niemand wist toen, dat de schrijver van De laatste roker terminale longkanker had.
In de pauze stond ik in een lange rij om Hermans mijn exemplaar van Malle Hugo te laten signeren. Een vrouw voor mij durfde hem zelfs aan te spreken. “Ik ben een bewonderaarster van u,” flapte ze er uit.  Haar volgende mededeling was, dat ze zelf ook schreef. “Maar volgens de recensenten bak ik er helemáál niets van.” “Niets van aantrekken,”  sprak Hermans tussen twee hoestbuien door. “Het is een zootje gemankeerde schrijvers zonder talent. U moet gewoon rustig doorgaan.”
Een maand later was Willem Frederik Hermans dood.

(Brabants Dagblad, 3 oktober 2002)

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive K-L, Jef van Kempen, Literaire sporen, WF Hermans

Robert Burns: The Lazy mist

 

THE LAZY MIST

I
The lazy mist hangs from the brow of the hill,
Concealing the course of the dark winding rill;
How languid the scenes, late so sprightly, appear!
As Autumn to Winter resigns the pale year.
The forests are leafless, the meadows are brown,
And all the gay foppery of summer is flown:
Apart let me wander, apart let me muse,
How quick Time is flying, how keen Fate pursues!

II
How long have I liv’d, but how much liv’d in vain!
How little of life’s scanty span may remain!
What aspects, old Time, in his progress, has worn!
What ties cruel Fate in my bosom has torn!
How foolish, or worse, till our summit is gain’d!
And downward, how weaken’d, how darken’d, how pain’d!
Life is not worth having with all it can give—
For something beyond it poor man sure must live.

Robert Burns (1759-1796)

fleursdumal.nl magazine

More in: Archive A-B, Burns, Robert

« Read more

Thank you for reading Fleurs du Mal - magazine for art & literature